Logaritmische functies > Logaritmen
123456Logaritmen

Voorbeeld 3

Je kunt de grootte van een logaritme schatten m.b.v. machten van het grondtal:

  • 2 log ( 40 ) is een getal tussen 5 en 6, want 2 5 = 32 en 2 6 = 64 .

  • 10 log ( 400 ) is een getal tussen 2 en 3, want 10 2 = 100 en 10 3 = 1000 .

  • 10 log ( 0,05 ) is een getal tussen -2 en -1, want 10 -2 = 0,01 en 10 -1 = 0,1 .

  • 0,5 log ( 20 ) is een getal tussen -5 en -5, want 0,5 -5 = 32 en 0,5 -4 = 16 .

Opgave 6

Bestudeer in Voorbeeld 3 hoe je een logaritme kunt schatten. Geef van de volgende logaritmen steeds aan tussen welke twee opeenvolgende gehele getallen ze liggen.

a

5 log ( 150 )

b

10 log ( 758 )

c

2 log ( 60 )

d

2 log ( 1 7 )

e

1 2 log ( 20 )

f

1 3 log ( 1 5 )

Opgave 7

Bereken de volgende logaritmen tot op één cijfer achter de komma nauwkeurig.

a

5 log ( 150 )

b

10 log ( 758 )

c

2 log ( 60 )

d

2 log ( 1 7 )

e

1 2 log ( 20 )

f

1 3 log ( 1 5 )

Opgave 8

Schrijf de oplossing van de volgende vergelijkingen als logaritme. Geef daarna de oplossing tot op één cijfer achter de komma nauwkeurig.

a

5 3 x = 3000

b

1,7 t = 525

c

572 0,6 t = 30

Opgave 9

Iemand zet op 1-1-2000 een kapitaal van € 10000 op de bank tegen een vaste rente van 8% per jaar.

In welke maand van welk jaar is dit kapitaal uitgegroeid tot € 15000 als hij niets afhaalt of bijstort? Gebruik bij de berekening een logaritme.

verder | terug