Periodieke functies > Sinusoïden
1234567Sinusoïden

Verwerken

Opgave 8

De grafieken van onderstaande functies zijn sinusoïden. Geef van iedere sinusoïde de periode en de amplitude. Breng daarna de grafiek in beeld zodat je op de grafische rekenmachine twee perioden ziet.

a

y = 12 sin ( x )

b

h ( t ) = 50 sin ( 2 π t ) + 10

c

y = 120 cos ( π 5 x )

d

P ( x ) = -20 sin ( 2 x )

Opgave 9

Los de volgende vergelijkingen op. Geef waar nodig benaderingen in drie decimalen nauwkeurig.

a

5 cos ( 1 2 x + 4 ) = 1

b

10 sin ( π 5 ( x - 2 ) ) = 5

c

50 cos ( 4 x ) = 30

d

50 - 30 sin ( ( 2 π ) ( 15 ) x ) = 45

Opgave 10

Gegeven is de functie f met f ( x ) = 20 cos ( π 4 x ) + 10 op [ 0 , 16 ] .

a

Bepaal het bereik van f .

b

Bereken alle nulpunten van de grafiek van deze functie.

c

Los op: f ( x ) 0 .

Opgave 11

De hoogte boven de grond van iemand die zich in een reuzenrad bevindt, kan worden beschreven door:

h ( t ) = 11 + 10 sin ( π 10 t )

waarin h ( t ) is uitgedrukt in meters en t in seconden.
a

Breng de grafiek van h ( t ) met je grafische rekenmachine in beeld.

b

De getallen 11 en 10 uit de formule hebben een betekenis voor het reuzenrad. Welke?

c

Na één periode is het reuzenrad precies één keer rond gedraaid. Bepaal de periode in seconden.

d

Bereken hoe lang het bakje van een reuzenrad hoger dan 18 meter boven de grond zit.

verder | terug