Veranderingen > Differentiaalquotiënt
123456Differentiaalquotiënt

Voorbeeld 3

Gegeven is de functie f ( x ) = x 2 .
Bereken het differentiaalquotiënt voor x = 1 zonder een rij met differentiequotiënten te maken.

> antwoord

Stel het differentiequotiënt op het interval [ 1 , 1 + h ] op en reken er wat aan:
Δ f ( x ) Δ x = ( 1 + h ) 2 - 1 2 h = 1 + 2 h + h 2 - 1 h = 2 + h

Je ziet, dat dit differentiequotiënt voor elke waarde van h (behalve h = 0 ) de waarde 2 + h heeft.
Hoe dichter h bij 0 komt, hoe dichter 2 + h bij 2 komt.
Dit betekent, dat f ' ( 1 ) = 2 .

Ook met de grafische rekenmachine kun je het differentiaalquotiënt d y d x voor x = 2 meteen vinden.

Opgave 5

Gegeven is de functie f ( x ) = 0,6 x 2 + 1 .

a

Bekijk de grafiek van deze functie op het interval [ -4 , 4 ] . Laat zien, dat het punt ( 2 ; 3,4 ) op de grafiek van deze functie ligt.

b

Bereken f ' ( 2 ) op de manier van Voorbeeld 3.

c

Stel een vergelijking op voor de raaklijn aan de grafiek in ( 2 ; 3,4 ) .

d

Er is een punt op de grafiek waarin de helling van de raaklijn precies het tegenovergestelde is van die bij a. Welk punt is dat? Licht je antwoord toe.

e

In welk punt van de grafiek is de helling 0 ?

verder | terug