CM | EM | NG | NT | |
1 = niet boeiend | 5 | 8 | 6 | 17 |
2 = gaat wel | 12 | 12 | 18 | 13 |
3 = boeiend | 9 | 18 | 15 | 8 |
4 = erg boeiend | 9 | 10 | 6 | 2 |
Bekijk de tabel. In deze kruistabel is de waardering, de voorstellingsbeleving, gegeven van een groep leerlingen die een toneelvoorstelling heeft bezocht, uitgesplitst per examenprofiel.
Beide variabelen in deze kruistabel zijn kwalitatief. Variabele voorstellingsbeleving heeft oplopende waarden en heet daarom een ordinale variabele.
Op grond van deze tabel lijkt het alsof de EM-leerlingen de voorstelling hoger hebben gewaardeerd dan de NG-leerlingen, maar die groepen zijn niet even groot. Om goed te kunnen vergelijken bij groepen die niet even groot zijn, moet je de absolute frequenties eerst omzetten in relatieve frequenties.
Bekijk de tabel. In deze tabel staan onder `p` de percentages en onder `cp` de cumulatieve percentages.
EM | NG | ||||||
aantal | `p` | `cp` | aantal | `p` | `cp` | `V_(cp)` | |
1 = niet boeiend | 8 | 16,7 | 16,7 | 6 | 13,3 | 13,3 | 3,3 |
2 = gaat wel | 12 | 25,0 | 41,7 | 18 | 40,0 | 53,3 | 11,7 |
3 = boeiend | 18 | 37,5 | 79,2 | 15 | 33,3 | 86,7 | 7,5 |
4 = erg boeiend | 10 | 20,8 | 100,0 | 6 | 13,3 | 100,0 | 0,0 |
48 | 45 |
De percentages onder
`p`
van de EM-leerlingen en de NG-leerlingen verschillen: procentueel hebben veel meer
NG-leerlingen
"gaat wel"
geantwoord dan dat dit bij de EM-leerlingen het geval was. En procentueel hebben
veel minder NG-leerlingen
"erg boeiend"
geantwoord dan dat dit bij de EM-leerlingen het geval was. Toch hebben procentueel
ook minder NG-leerlingen
"niet-boeiend"
geantwoord. Een conclusie trekken is nog niet eenvoudig. Daarom is voor ordinale
kwalitatieve variabelen de volgende afspraak gemaakt:
het maximale verschil van de cumulatieve percentages
`max V_(cp)`
wordt gebruikt als maat voor het verschil tussen twee groepen.
Vuistregels voor de interpretatie van de `max V_(cp)` zijn:
Als `max V_(cp) le 20` % dan is het verschil "gering" .
Als `20` % ` < max V_(cp) le 40` % dan is het verschil "middelmatig" .
Als `max V_(cp)> 40` % dan is het verschil "groot" .
Hier is max `V_(cp) le 20` %, dus het verschil is gering.
Bekijk
Leg uit waarom de variabele voorstellingsbeleving een kwalitatieve variabele is en geen kwantitatieve variabele.
Ordinale kwalitatieve variabelen zie je vaak terug in enquêtes.
Bedenk zelf een ordinale kwalitatieve variabele die in een enquête zou kunnen voorkomen en geef ook de mogelijke waarden en hun volgorde.
Bekijk
Vergelijk de voorstellingsbeleving van de NG-leerlingen met de NT-leerlingen.
Bereken eerst de bijbehorende
`max V_(cp)`
.