Statistiek > Ordenen
123456Ordenen

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1

Eigen antwoord.

Opgave 2
a

Spitse boog, Dubbele lus, Lus met kring, Combinatie.

b

8 25 , dus 32%.

c

Bij een relatieve frequentie weet je hoe het aantal zich verhoudt ten opzichte van het totaal.

d

Eigen invulling.

Opgave 3
a

Zie tabel:

b

Eigen antwoord.

c

Eigen antwoord.

Opgave 4
a

Zie tabel.

b

Eigen antwoord.

c

Zie tabel.

Eén getal verandert.

d

Negen getallen veranderen.

e

Zeven getallen veranderen.

Opgave 5
a

Zie tabel.

Eén getal verandert.

b

Eén getal verandert.

c

Eén getal verandert.

Opgave 6
a

Zie tabel.

b

11

c

Eigen antwoord.

Opgave 7
a

0 en 9

b

De klasse 30 - 59 heeft naar schatting een frequentie van 7000 (in duizendtallen).

c

De onderverdeling binnen een klasse is niet bekend.

Opgave 8
a

Onjuist, een fractie kan ook een breuk zijn.

b

Juist.

c

Soms kan het door afronden iets minder of iets meer dan 100 zijn.

d

Onjuist.

e

Juist.

Opgave 9
a

€ 1000

b

€ 900

c

€ 750

d

Ondergrens: € 900 ; bovengrens: € 1000.

e

100

Opgave 10
a

Zie tabel.

b

Doen, deel alle frequenties door 40.

Opgave 11
a

Eigen antwoord.

b

Eigen antwoord.

c

Eigen antwoord.

d

Elk getal 5%.

Opgave 12
a

De leerlingen havo en vwo die in de jaren 2006 t/m 2008 examen deden.

b

aantal examenkandidaten: kwantitatief
aantal geslaagden: kwantitatief
percentage geslaagden: kwantitatief
onderwijssoort: kwalitatief

c

Absolute frequenties onder "aantal examenkandidaten" en "aantal geslaagden" , relatieve frequenties onder "percentage geslaagden" .

d

41371 van de 46313 is 89,3% dus klopt.

e

N-profiel: 29% (of 29,4%); M-profiel: 32679 .

f

Ja, maar niet zo eenvoudig en niet nauwkeurig want de percentages voor de M- en N-profielen zijn al afgerond: voor 2008/2009 bijvoorbeeld ( 90 × 13634 + 89 × 32679 ) / ( 13634 + 32679 ) 89,2 .

g

Achtereenvolgens 27,9% - 28,4% - 29,4%; dus ja.

h

Zouden vaak de betere leerlingen een dubbelprofiel hebben?

Opgave 13

Gegevens van klein naar groot op grond van R G = getal voor mate van racisme. Vervolgens is het mogelijk een klassenbreedte te kiezen, bijvoorbeeld
klassenbreedte = (eindwaarde - beginwaarde)/(aantal klassen) = 183 0 9 .
Neem klassenbreedte 20. Zie verder de figuur hieronder.

Opgave 14
a

Zie tabel.

b

Zie a.

c

67,7 % heeft een schoenmaat van 40 of minder (zie cumulatieve tabel).
Dus 100 67,7 = 32,3 % heeft een schoenmaat boven de 40.

Opgave 15
a

populatie: de slakken op een stuk grond
variabele: aantal slakken per m2; kwalitatief

b

48 m2

c

12 leerlingen

d

172 slakken

e

3,6

verder | terug