De afgeleide van een functie is:
Voor veel soorten functies zijn hieruit algemene regels af te leiden waarmee je de afgeleide op een eenvoudiger manier kunt vinden. Dergelijke regels heten differentieerregels en het toepassen ervan noem je differentiëren.
Differentieerregel 1 (machtsregel):
De afgeleide van is voor elke waarde van en voor gehele positieve waarden van .
Deze stelling geldt voor , want geeft . (Immers dan is een lineaire functie met hellingsgetal .)
Neem nu eens aan dat de formule voor een bepaalde geldt. En stel dat je kunt aantonen dat daaruit volgt dat hij dan ook voor geldt. Dan geldt hij voor alle gehele positieve waarden van , want uit de geldigheid voor volgt dan die voor en daaruit die voor , enzovoort...
Dus moet worden aangetoond: uit de regel geldt voor volgt dat hij geldt voor .
Je neemt dus aan dat als dan is , ofwel:
Nu naar .
Aangetoond moet worden: als dan is .
Dat doe je zo:
Je ziet dat je gebruik moet maken van de geldigheid van de stelling voor .
Daaruit volgt dus de geldigheid voor .
Omdat de stelling geldig is voor , is hij dat nu ook voor
Deze manier van bewijzen noem je wel het dominoprincipe: als de eerste steen omvalt, vallen alle daarop volgende stenen ook. In de wiskunde
heet deze manier van bewijzen: de bewijsmethode met volledige inductie. Daarbij bewijs je een stelling voor een bepaalde gehele waarde van . Vervolgens bewijs je dat vanuit de geldigheid voor een willekeurige ook de geldigheid voor volgt. Als dat lukt, heb je de stelling bewezen voor elke gehele vanaf de gehele waarde waarmee je begon. En dat is ons hier gelukt...
Differentieerregel 3 (somregel):
De afgeleide van de som (of het verschil) van twee functies is de som (het verschil)
van de afgeleiden van die functies: als dan is .
Neem aan dat .
en dus is .
Voor het verschil van twee functies gaat het bewijs op vergelijkbare wijze.