Differentieerregels > Differentieerregels
1234567Differentieerregels

Verwerken

Opgave 7

Differentieer de volgende functies.

a

f ( x ) = 5 x 6 - 13 x 5 + 10 x - 25

b

f ( x ) = a x 2 + b x + c

c

P ( I ) = R I 2

d

y ( x ) = ( x 2 - 1 ) ( x 2 - 9 )

e

f ( x ) = - 8 x 8 - 88

f

f ( x ) = 2 a x 3 - 3 a 2 x + a 3

g

A ( r ) = π r 2 + l 2 r

h

h ( x ) = 3 x 2 ( 10 - x ) 2

Opgave 8

Gegeven is de functie f ( x ) = 4 5 x 3 - 3 x 2 .

a

Bereken algebraïsch de extremen van f .

b

Bereken algebraïsch de coördinaten van het buigpunt van de grafiek van f .

Opgave 9

Het punt ( 2 , 0 ) ligt op de grafiek van de functie y = x 3 - 5 x 2 + 7 x - 2 .

a

Bereken de hoek die de raaklijn in dit punt aan de grafiek maakt met de x -as.

b

In hoeveel andere punten van de grafiek maakt de raaklijn dezelfde hoek met de x -as?

Opgave 10

Uit een stuk karton van 20 bij 60 centimeter wordt een bakje gevouwen. Neem voor de hoogte van dit bakje x cm.

a

De inhoud I van dit bakje hangt alleen af van x (als er verder niets boven het open bovenvlak mag uitsteken). Stel een bijpassend functievoorschrift I ( x ) op.

b

Bereken algebraïsch bij welke waarde van x de inhoud van het bakje maximaal is.

Opgave 11

Hier zie je een deel van de grafiek van f ( x ) = x 3 ( x - 20 ) 2

a

In het deel van de grafiek dat in beeld is, bevinden zich drie punten waarin de raaklijn aan de grafiek evenwijdig is aan de x -as. Bereken de x -coördinaten van die drie punten algebraïsch.

b

Waarom heeft de functie f toch maar twee (lokale) extremen?

c

Laat zien dat de grafiek van f wel drie buigpunten heeft.

verder | terug