Radioactieve stoffen zijn stoffen die straling uitzenden. Bij dergelijke stoffen zijn
de atoomkernen instabiel, bijvoorbeeld doordat er te veel protonen en/of neutronen
in zitten. Een natuurlijke radioactieve stof is de radiumisotoop . Bij deze stof zendt elke atoomkern een α-deeltje (een heliumkern) uit, waardoor
hij overgaat in een atoom van het element radon: . De halfwaardetijd van dit radium is ongeveer jaar. In die tijd wordt de helft van de radiumatomen omgezet in radon. Het percentage
radium neemt voortdurend af (vanaf %).
Beschrijf het verval van radium op drie manieren met een formule.
Neem op 1-1-1900 en in jaren en noem het percentage radium . Het verval van dit radium kun je dan beschrijven met een formule van de vorm:
met en .
Dit wordt:
met en .
Dit wordt:
met en .
Dit wordt:
Bekijk
Reken de drie gevonden vervalformules zelf na.
Bereken met elk van de drie gevonden vervalformules de vervalsnelheid op `t = 0` .
Bereken ook de vervalsnelheid op `t = 90` . Wat gebeurt er met de vervalsnelheid als `t` toeneemt?
In welk jaar is er nog `20` % van de beginhoeveelheid radium over als er verder niemand aan komt?
Differentieer de volgende functies en stel de vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van `f` voor `x = 1` .
`f(x) = 4 * 3^(2x - 4) - 12`
`f(x) = (text(e)^(2x) - 1)/(text(e)^x)`
`f(x) = text(e)^(1/x)`
`f(x) = (text(e)^(-x^2))/(x^3)`