Bereken algebraïsch de extremen van de functie met
Bekijk eerst de grafiek van , bijvoorbeeld met de GR.
.
Voor de extremen los je op: .
Ga na, dat je vindt: .
De extremen zijn:
min. en max. .
Gegeven is de functie `f` met `f(x) = xtext(e)^(-x)` .
Bereken algebraïsch alle karakteristieken van de grafiek van
`f`
. Bekijk eventueel eerst
Bereken het buigpunt van de grafiek van `f` en stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek in dit buigpunt.
De functie `f_a` wordt gegeven door `f_a(x) = axtext(e)^(-x)` .
Hebben alle functies `f_a` een uiterste waarde? Zo ja, druk die uiterste waarde dan uit in `a` .
Op welke rechte lijn liggen alle toppen van functies `f_a` ?
Voor welke `a` is de uiterste waarde van `f_a` gelijk aan `80` ?
Voor welke `a` gaat de raaklijn aan de grafiek van `f_a` in `(0,0)` ook door het punt `(2,15)` ?
Voor welke `a` ligt het buigpunt van de grafiek van `f_a` op de lijn `y = 20` ?
Bij benzinestations is vaak een extra service beschikbaar om de autobanden op te pompen. De automatische pomp levert een druk van `3,5` atmosfeer. De luchtdrukverandering in de band is recht evenredig met het drukverschil tussen de luchtdruk in de band en de luchtdruk van de pomp. De luchtdruk in de band begint met `1,4` atmosfeer en is na `10` seconden pompen opgelopen tot `2,0` atmosfeer.
De luchtdruk `p` in de band (in atmosfeer) hangt gedurende het oppompen af van de tijd `t` in seconden. Schets een passende grafiek bij dit verband.
`p(t)` kan worden beschreven door een formule van de vorm: `p(t) = 3,5 - a * g^t` .
Bereken `a` en `g` .
Je stopt de pomp als de druk in de band `2,6` atmosfeer bedraagt. Na hoeveel seconden is dat het geval?
Bereken de snelheid waarmee de druk in de band toeneemt op `t = 0` .
Zowel in de atmosfeer als in levende organismen bevindt zich een bepaald percentage
aan radioactieve koolstof C-14. Zodra een organisme sterft vindt er geen uitwisseling
met de koolstof uit de atmosfeer meer plaats. Het percentage C-14 neemt vanaf dat
moment exponentieel af met een halveringstijd van ongeveer
`5600`
jaar. Omdat alle levende organismen eenzelfde gehalte aan C-14 hebben, stelt dit
ons in staat de ouderdom te bepalen van natuurlijke materialen als perkament, leren
kleding, houten palen en dergelijke.
Het gehalte
`C(t)`
aan C-14 is gegeven als percentage van het gehalte in levende organismen.
`t`
is de tijd in jaren met
`t = 0`
op het moment dat het organisme is gestorven.
Stel een formule op voor `C(t)` van de vorm `C(t) = 100 * text(e)^(kt)` . Bereken `k` in zes decimalen nauwkeurig.
Van de Dode-Zeerollen is het gehalte aan C-14 nog `79` %. Hoe oud zijn ze?
Van een mummie is nog `65` % van het gehalte aan C-14 over. Hoe oud is die mummie?
Van een Indianensandaal uit een grot in Amerika is nog `33` % van het gehalte aan C-14 over. Hoe oud is die sandaal?