Verticale asymptoot
`x = 4`
.
`text(D)_f = (:4, rarr:)`
.
Er is geen snijpunt met de
`y`
-as.
Het snijpunt met de
`x`
-as vind je uit
`f(x) = -2 ln(x - 4) + 2 = 0`
en dit geeft
`ln(x - 4) = 1`
, dus
`x = 4 + text(e)`
.
Dus
`(4 + text(e), 0)`
.
`f'(x) = (-2)/(x - 4)` geeft `f'(4 + text(e)) = (-2)/(text(e))` en dus is de vergelijking van de raaklijn `y = (-2)/(text(e)) * x + 8/(text(e)) + 2` .
`f(x) = 10`
geeft
`ln(x - 4) = -4`
en dus
`x = text(e)^(-4) + 4`
.
`f(x) = -10`
geeft
`ln(x - 4) = 6`
en dus
`x = text(e)^(6) + 4`
.
Grafiek:
`text(e)^(-4) + 4 < x < text(e)^(6) + 4`
.
De exponent van deze functie is altijd kleiner of gelijk aan nul.
Daarmee komt de functiewaarde altijd op het volgende interval:
`(:0,1]`
.
Je kunt ook
`f'(x) = -xtext(e)^(- 1/2x^2) = 0`
oplossen.
`f"(x) = (-1 + x^2)text(e)^(- 1/2x^2) = 0`
geeft
`x = +-1`
.
De twee buigpunten zijn
`(+-1, text(e)^(-1/2))`
.
Maak ze met de grafische rekenmachine: Y1=e^(-0.5x^2) en Y2=nDeriv(Y1,X,X).
`f(x) = g(x)`
geeft
`2^(-x) = 4`
en dus
`x = -2`
.
Grafiek:
`x > -2`
.
`int_(-2)^0 (2^x + 4 - (2^x + 2^(-x))) text(d)x = [4x - (2^(-x))/(ln(2))]_(-2)^(0) = 8 - 5/(ln(2))` .
`{: |f(p) - g(p)| :} = 8`
geeft
`2^(-p) - 4 = 8 vv 4 - 2^(-p) = 8`
.
Dit kan alleen als
`2^(-p) - 4 = 8`
en dus
`2^(-p) = 12`
, zodat
`p = -^2 log(12)`
.
`f(x) + g(x) = 2 * 2^x + 2^(-x) + 4 = -2` geeft `2 * (2^x)^2 + 6 * 2^x + 1 = 0` , zodat `2^x = (-4 +- sqrt(28))/4 = -1 +- 1/2 sqrt(7)` . Dit geeft `x = ^2 log(-1 + 1/2sqrt(7))` .
`t rarr oo` geeft `text(e)^(-0,31t) rarr 0` en dus `N(t) rarr 1200` .
Horizontale asymptoot `N = 1200` .
`1200(1 - text(e)^(-0,31t)) = 550` geeft `text(e)^(-0,31t) = 13/24` zodat `t ~~ 1,97776` en dat is ongeveer `119` minuten.
`v(t) = 372text(e)^(-0,31t)`
en als
`t rarr oo`
dan gaat
`v(t) rarr 0`
.
Dat wil niet zeggen dat
`N`
naar een constante nadert, maar de toenamesnelheid nadert wel naar
`0`
en dat is in overeenstemming met de conclusie in a.
`N'(t) = 372text(e)^(-0,31t) > 0` voor elke waarde van `t` .
`t = 1,75` uur en `v(1,75) ~~ 216` leerlingen per minuut.
`v(0) = 372` leerlingen/min en `v(t) = 372text(e)^(-0,31t) = 186` geeft `text(e)^(-0,31t) = 0,5` en dus `t ~~ 2,24` . Dat is ongeveer 2 uur en 14 minuten.
Voor functie
`f`
moet
`4 - x^2 > 0`
en dit geeft als domein
`text(D)_f = (:-2, 2:)`
.
Aan de grafiek zie je dat de functie
`f`
een maximum heeft voor
`x = 0`
en twee verticale asymptoten bij
`x = -2`
en
`x = 2`
, dus:
`text(B)_f = (:larr, log(4)]`
.
Voor functie
`g`
moet
`3x > 0`
, dus
`text(D)_f = (:0,rarr:)`
.
Verder is dit een functie waarvan de grafiek kan worden gevonden door transformaties
uit te voeren op de grafiek van
`y = log(x)`
.
Dus
`text(B)_f = RR`
.
`f(x) = g(x)`
geeft
`4 - x^2 = 3x`
en dus
`x = 1 vv x = -4`
.
Grafieken:
`-2 < x ≤ 1`
.
`S(1, log(3))`
en
`f'(x) = (-2x)/((4 - x^2)ln(10))`
en
`g'(x) = 1/(x ln(10))`
.
`f'(1) = (-2)/(3ln(10)) = tan(alpha)`
geeft
`alpha ~~ -16,1`
°.
`g'(1) = (1)/(ln(10)) = tan(beta)`
geeft
`beta ~~ 23,5`
°.
De hoek tussen beide raaklijnen is ongeveer
`40`
°.
Vanwege de ln-functie moet
`x > 0`
.
Verder moet
`1 + ln^2(x) != 0`
, maar dat is voor elke
`x > 0`
het geval. Dus
`text(D)_f = (:0,rarr:)`
.
`f(x) = 0`
geeft
`4 ln(x) = 0`
en dus
`x = 1`
. Nulpunt
`(1,0)`
.
`f'(x) = (4 - 4ln^2(x))/(x(1 + ln^2(x))^2) = 0`
geeft
`4 - 4ln^2(x) = 0`
en dus
`ln^2(x) = 1`
.
Dit geeft
`x = text(e) vv x = 1/(text(e))`
.
Met de grafiek vind je min.
`f(1/(text(e))) = -2`
en max.
`f(text(e)) = 2`
.
`f(x) = 1`
geeft
`4ln(x) = 1 + ln^2(x)`
en dus
`ln^2(x) - 4ln(x) + 1 = 0`
, zodat
`ln(x) = (4 +- sqrt(12))/2 = 2 +- sqrt(3)`
.
Dit geeft
`x = text(e)^(2 +- sqrt(3))`
. Met de grafiek:
`0 < text(e)^(2 - sqrt(3)) vv x > text(e)^(2 + sqrt(3))`
.
`f(text(e)^2) = 1,6`
en
`f'(text(e)^2) = (-2,4)/(text(e)^2)`
.
De raaklijn heeft vergelijking
`y = (-2,4)/(text(e)^2) * x + 4`
.
Dus
`B(0,4)`
en
`A(5/3 text(e)^2, 0)`
en de lengte van
`AB`
is
`sqrt(16 + 25/9 text(e)^4)`
.
`f_1(x) * f_(-1)(x) = (x^2 - 1)(x^2 + 1) = k`
geeft
`x^2 = 1 + k`
.
Er zijn geen oplossingen voor
`x`
als
`1 + k < 0`
en dus
`k < -1`
.
`f'_p(x) = (-px^2 + (p^2 + 2)x - p)e^(-px)`
en
`f"_p(x) = (p^2x^2 - (p^3 + 4p)x + 2p^2 + 2)e^(-px)`
.
Voor de gevraagde buigpunten moet
`f_p(x) = 0 nn f"_p(x) = 0`
.
`f_p(x) = 0`
geeft
`x = 0 vv x = p`
.
`f"_p(0) = 2p^2 + 2 = 0`
heeft geen oplossingen.
`f"_p(p) = (-2p^2 + 2)text(e)^(-p^2) = 0`
geeft
`p = +-1`
.
`f'_p(x) = (-px^2 + (p^2 + 2)x - p)e^(-px) = 0` geeft `x = (-p^2 - 2 +- sqrt(p^4 + 4))/(-2p)` . Nu nog even invullen...
Halvering per vaste periode, dus exponentiële groei. Elk exponentieel groeimodel is te schrijven m.b.v. een e-macht.
`H(t) = 1 * (0,5^(1/(4,486)))^t ~~ 1 * 0,856^5 ~~ 1 * text(e)^(-0,155t)` .
Bij een exponentieel proces is de groeifactor niet afhankelijk van de (begin)hoeveelheid.
`0,5^(1/(8,06)) ~~ text(e)^(-0,086)` , dus `k ~~ -0,086` .
`H(t) = 1 * text(e)^(-0,086t)` geeft `H'(t) = -0,086 * text(e)^(-0,086t) = -0,086 * H(t)` , dus de evenredigheidsconstante is `-0,086` .
`text(e)^(-0,086t) = 0,1` geeft `t ~~ 26,8` .
Ook na `26,8` dagen.
`text(e)^(-0,086t) = 0,01` geeft `t ~~ 72,3` . Na `72,3` dagen is hoeveelheid niet meer meetbaar. De stof verdwijnt (in theorie) nooit volledig.
Voor 1985 geldt `t = 0` , er zijn dan `0,5` miljoen schollen ouder dan 1 jaar. Het aantal schollen ouder dan 1 jaar is telkens `0,67` deel van dat van het voorgaande jaar plus `0,5` mln larven die hun eerste jaar hebben overleefd. Dus in de jaren 1986, 1987, ..., 1995 worden dat er: `0,83` ; `1,06` ; `1,20` ; `1,30` ; `1,36` ; ... miljoen.
Dit wordt een steeds langzamer stijgende grafiek. Het aantal schollen ouder dan 1 jaar nadert steeds langzamer de `1,50` miljoen.
`G = 1,50`
.
Gebruik nu
`S(0) = 0,50`
en (bijvoorbeeld)
`S(4) = 1,30`
en je vindt:
`S(t) ~~ 1,50 - 1,00 * text(e)^(-0,40t)`
.
Het aantal vissen dat sterft als gevolg van de visserij is `23` % van het aantal aanwezige vissen. Er van uitgaande dat larven te klein zijn voor bevissing zou dit betekenen dat het deel van de schollen ouder dan 1 jaar dat jaarlijks overleeft `0,67 * 0,77 ~~ 0,52` wordt.
Eigen antwoord.
`T(t) = 10 + 10 * 0,9982^t` geeft `15` °C na `385` minuten en `19,5` °C na `28,5` minuten.
`T'(0) = -0,018` °C/min en `T'(60) = -0,016` °C/min.
`T(t) = 35 - 15,5 * 0,9982^t` geeft `T'(t) ~~ 0,0279 * 0,9982^t > 0` voor elke `t` .
`20` °C na `18,2` minuten.
`T(t) = 10 + 10,5 * 0,9982^t`
geeft
`19,5`
°C na
`55,6`
min.
`T(t) = 35 - 15,5 * 0,9982^t`
geeft
`20,5`
°C na
`37,0`
min.
De periode is
`92,6`
minuten, dus CV brandt gedurende
`40`
% van de periode.
De CV gaat uit bij
`20,25`
°C en de CV gaat aan bij
`19,75`
°C.
`T(t) = 10 + 10,25 * 0,9982^t`
geeft
`19,75`
°C na
`27,8`
min.
`T(t) = 35 - 15,25 * 0,9982^t`
geeft
`20,25`
°C na
`18,5`
min.
De periode is
`46,3`
minuten, dus CV brandt gedurende
`40`
% van de periode.
De CV gaat uit bij
`20,5`
°C en de CV gaat aan bij
`19,5`
°C.
`T(t) = 3 + 17,5 * 0,9982^t`
geeft
`19,5`
°C na
`32,7`
min.
`T(t) = 28 - 8,5 * 0,9982^t`
geeft
`20,5`
°C na
`69,5`
min.
De periode is
`102,2`
minuten, dus CV brandt gedurende
`68`
% van de periode.
De CV gaat uit bij
`20,25`
°C en de CV gaat aan bij
`19,75`
°C.
`T(t) = 3 + 17,25 * 0,9982^t`
geeft
`19,5`
°C na
`16,3`
min.
`T(t) = 28 - 8,25 * 0,9982^t`
geeft
`20,5`
°C na
`34,7`
min.
De periode is
`51,0`
minuten, dus CV brandt gedurende
`68`
% van de periode.
Vast percentage "overblijvers" , dus constante groeifactor.
`M = 0,05`
:
`(0; 0,05)`
op verticale as.
`G = 0,21`
: de richtingscoëfficiënt van de lijn is
`log(text(e)^(0,21))`
.
`m = 0,05 text(e)^(0,21x)` , de grafiek past bij de formule.
`m(10) ~~ 0,41` dus zo'n `59` tienjarigen.
`M ~~ 0,09` . Exponentiële groei tussen `(0;0,09)` en `(10;0,38)` , zodat `G ~~ 0,14` .
Dit volgt uit `text(e)^(Gx) = 2` .
Kalkoen:
`SCVT = 3,3`
.
Spreeuw:
`SCVT = 5,0`
.
Kalkoen:
`S(t) = 100(1 - 0,05text(e)^(0,21x))`
.
Spreeuw:
`S(t) = 100(1 - 0,05text(e)^(0,14x))`
.
Eerste grafiek eerder op nul, deze grafiek daalt in begin iets minder sterk, daarna
sterkere daling. Meer
"vergrijzing"
bij de spreeuwen.
`log(10A) = log(A) + log(10) = log(A) + 1` .
De aardbeving in Chili was `10^(3,3) ~~ 1995` keer zo sterk.
Vergelijkbaar bewijs als in a.
`D = 152,7` ° dus ongeveer `17.000` km.
`8,8 = log(A/T) + 1,66 * log(D) + 3,30` geeft `log(A/T * D^(1,66)) = 5,5` en dus `A/T * D^(1,66) = 10^(5,5)` zodat `D = 2057 * (T/A)^(0,60)` . `p ~~ 2057` en `q ~~ 0,60` .
(bron: examen wiskunde B havo 1994, eerste tijdvak, aangepast)
`C(t) = 0,035` geeft `t ~~ 0,3469 vv t ~~ 6,0715` (met de GR). Het medicijn is 5 uur en 43 minuten (of 343 minuten) werkzaam.
`C'(t) = 0,12 * 1 * text(e)^(-0,5t) + 0,12 * t * -0,5 * text(e)^(-0,5t)` en dan herleiden naar de juiste formule.
`C"(t) = 0,12 * (0,25t - 1) * text(e)^(-0,5t) = 0` geeft `t = 4` .
Het hoogste maximum is het maximum op
`[18, 24]`
van
`C(t) + C(t - 6) + C(t - 12) + C(t - 18)`
.
Dit maximum kun je met de GR vergelijken met
`0,11`
. Je concludeert dat de concentratie op
`[18, 24]`
niet boven de
`0,11`
(mg/cm3) komt.
(bron: examen vwo wiskunde B vwo 2007, tweede tijdvak)