Functies en grafieken > Transformaties
1234567Transformaties

Verwerken

Opgave 11

Ga uit van de basisfunctie f ( x ) = x . De grafieken van de onderstaande functies kun je door transformatie van deze basisfunctie krijgen. Geef bij elk van die functies aan welke transformaties dat zijn.

a

y 2 = 0,5 f ( x )

b

y 3 = f ( x - 4 ) + 2

c

y 4 = 2 - f ( x )

d

y 5 = f ( 3 x ) + 2

Opgave 12

Hier zie je vijf keer het venster van je grafische rekenmachine in de basisinstellingen. De grafiek hiernaast is die van y 1 = x 3 . De overige grafieken zijn door transformatie van die grafiek ontstaan.

Geef bij elke functie het juiste voorschrift.

a
b
c
d
Opgave 13

Hier zie je de grafiek van y 1 = f ( x ) . Neem hem over op een roosterblad. Teken de grafieken van de volgende functies. Schrijf erbij welke transformaties je toepast.

a

y 2 = f ( x - 2 )

b

y 3 = - 2 f ( x )

c

y 4 = f ( x ) - 2

d

y 5 = f ( 2 x ) - 1

Opgave 14

Een weggeslingerde kogel beschrijft ten opzichte van een x y-assenstelsel de volgende baan: y = -0,02 ( x - 10 ) 2 + 4 .
Het moment van loslaten ligt op y = 2 m. Dit is bij x = 0 . y en x zijn beide in meter uitgedrukt.

a

Leg uit met behulp van transformaties hoe je de volledige baan van de kogel op de grafische rekenmachine in beeld kunt krijgen.

b

Bereken hoe ver deze kogelstoter met zijn kogel komt.

c

Na hoeveel meter is de kogel weer even hoog als op het moment van loslaten?

verder | terug