Vul de tweede uitdrukking in de eerste in.
Nee, dit klopt niet. Probeer maar eens met geschikte getallen waarbij de logaritmen uitkomen. Hoe het wel zit komt in dit onderdeel aan bod.
jaar.
jaar.
jaar.
De tijd waarin het saldo verdubbelt plus de tijd waarin het verdrievoudigt is de tijd waarin het zes keer zo groot wordt. En dus is de tijd waarin het zes keer zo groot wordt min de tijd waarin het drie keer zo groot wordt de verdubbelingstijd.
De tijd die nodig is om de hoeveelheid te halveren.
, dus .
, dus . Dat is jaar en maanden.
, dus .
Ga uit van en neem daarin en .
Dan vind je .
Neem nu aan beide zijden de logaritme met grondtal en je vindt .
Gebruik .
Methode I: beide zijden logaritme nemen geeft en dus .
Methode II: geeft .
Methode I: beide zijden logaritme nemen geeft en dus .
Methode II: geeft .
.
geeft .
geeft .
geeft .
, geeft en dus .
, geeft en dus .
, dus jaar.
, dus halveringstijden en dat is jaar.
, dus en jaar.
halveringstijden en dus dagen.
halveringstijden, dus dagen.
, dus iets minder dan dagen.
, dus .
, dus en dagen.
Het groeipercentage is , dus de groeifactor is .
Voor de verdubbelingstijd geldt , dus .
Dat geeft , dus en daaruit volgt de gegeven formule.
geeft .
geeft .
geeft en dus .
, dus en jaar en dat is ongeveer jaar en maanden.
, dus jaar.
jaar.
jaar.
jaar.
, keer halfwaardetijd, dus uur.
, dus .
Los op: , dus en uur.
, dus en . Dus ongeveer uur.
, dus en . Dus ongeveer jaar.
geeft .
geeft .
geeft en dus (alleen voldoet niet omdat in een logaritme geen negatief getal kan worden ingevuld).