Logaritmische functies > Eigenschappen
123456Eigenschappen

Voorbeeld 1

De eigenschappen van logaritmen stellen je in staat met logaritmen te rekenen.
Bijvoorbeeld:

  • 6 log ( 24 ) + 2 6 log ( 3 ) = 6 log ( 24 ) + 6 log ( 3 2 ) = 6 log ( 24 9 ) = 6 log ( 216 ) = 3

  • 2 log ( 12 ) + 0,5 log ( 12 ) = 2 log ( 12 ) + 2 log ( 12 ) 2 log ( 0,5 ) = 2 log ( 12 ) 2 log ( 12 ) = 0

  • 2 log ( 7 ) 7 log ( 8 ) = log ( 7 ) log ( 2 ) log ( 8 ) log ( 7 ) = log ( 8 ) log ( 2 ) = 2 log ( 8 ) = 3

  • 2 2 log ( 7 ) = 7 (definitieformules)

Opgave 4

In Voorbeeld 1 gaat het om de eigenschappen van logaritmen. Je kunt ze controleren door getallen in te vullen. Controleer:

a

2 log ( 16 ) + 2 log ( 8 ) = 2 log ( 128 )

b

2 log ( 16 ) 3 2 log ( 2 ) = 2 log ( 2 )

c

3 log ( 3 ) + 3 log ( 9 ) = 3 log ( 27 )

Opgave 5

In Voorbeeld 1 zie je hoe de eigenschappen van logaritmen worden gebruikt om uitdrukkingen te vereenvoudigen. Pas dit zelf toe op de volgende uitdrukkingen.

a

2 log ( 72 ) + 2 2 log ( 3 )

b

2 log ( 80 ) + 0,5 log ( 5 )

De volgende uitdrukkingen kun je alleen herleiden tot één logaritme. Laat zien hoe.

c

2 log ( 7 ) + 3 log ( 81 )

d

0,5 2 log ( 36 ) 1

Opgave 6

In de Theorie vind je het bewijs van een aantal genoemde eigenschappen. Bestudeer die bewijzen.

a

Gebruik de bekende eigenschap van machten, ( g r ) s = g ( r s ) , om te bewijzen dat p g log ( a ) = g log ( a p ) .

b

Bewijs nu de eigenschap van het verschil van twee logaritmen met hetzelfde grondtal.

verder | terug