Periodieke functies > Periodiciteit
1234567Periodiciteit

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Eigen antwoord.

b

20 s.

c

Net zo hoog als op 14 seconden, dus op een hoogte van 1 cm.

Opgave 2
a

Omdat je anders ook andere dagen in de week kunt uitkomen, bij k = 1 7 bijvoorbeeld kom je op dinsdag.

b

Woensdag.

c

Omdat je dan steeds op wisselende dagen uitkomt.

Opgave 3
a

t = 2,5 + k 10

b

Daarbij hoort een hoek van 7 10 360 ° = 252 ° .

Opgave 4
a

30 dagen (ongeveer).

b

365 30 keer per jaar.

c

9 januari 2007.

Opgave 5
a

21 dagen.

b

Halverwege het leeglopen en halverwege het vollopen, omdat beide lineair verlopen volgens de grafiek.

c

t = 20 + k 21 dagen.

d

Evenveel als na 17 dagen, dus 1000 - 17 45 = 235 liter.

Opgave 6
a

12

b

f ( 81 ) = f ( 9 ) = 3 en f ( 91 ) = f ( 7 ) = 4 .

c

x = 77 x = 85 .

d

f ( -5 ) = 4 .

e

x = -97 .

Opgave 7
a

h ( 1 ) = 100 sin ( 36 ° ) 58,8 cm.

b

h ( 31 ) = h ( 1 ) 58,8 cm.

c

Zie figuur.

d

Je krijgt dan 10 periodes in beeld.

Opgave 8
a

De periode is 1 sec, de frequentie is 60 omwentelingen per minuut.

b

De as zit 40 m boven de grond, een roterblad is 10 m lang.

c

De periode wordt nu 1 2 sec, de rest blijft gelijk.

d

De grafiek begint nu op t = 1 3 of t = 2 3 .

Opgave 9
a

a ( 90 ° ) = 1 2 π en a ( 180 ° ) = π .

b

Je kunt punt P door blijven bewegen over de cirkel en toch de hoek steeds rekenen vanaf t = 0 .

c

Dat is 60 ° maar dan rechtsom gedraaid.

d

a ( 360 ° ) = 2 π , a ( 450 ° ) = a ( 90 ° ) = 1 2 π , a ( 60 ° ) = 1 3 π en a ( -30 ° ) = - 1 6 π .

e

a ( 1 ° ) = 1 180 π .

f

Nee, de uitkomsten worden steeds groter, het is een lineaire functie.

Opgave 10
a

f ( 25 ) = f ( 1 ) = 5 .

b

x = 2 + k 3 .

c

x = 1 x = 4 x = 7 x = 2,5 x = 5,5 x = 8,5 .

Opgave 11
a

h ( 4,5 ) = -1 , h ( 10,5 ) = -1 en h ( 16,5 ) = -1 .

b

h ( 0,75 ) = 1 2 2 want je krijgt dan een rechthoekige driehoek met een hoek van 45 o en die is gelijkbenig met rechthoekszijden 1 2 = 1 2 2 .

c

Die zijn allemaal 1 2 2 want de tijden verschillen precies een hele periode met t = 0,75 .

d

t = 0,75 + k 6 t = 2,25 + k 6 .

Opgave 12
a

h = 45 + 1,5 cos ( 60 ° ) = 45,75 m.

b

Vloeiende grafiek door h ( 0 ) = 46,5 , h ( 60 ) = 45,75 , h ( 90 ) = 45 , h ( 120 ) = 44,25 , h ( 180 ) = 43,5 , h ( 240 ) = 44,25 , h ( 270 ) = 45 , h ( 300 ) = 45,75 en h ( 360 ) = 46,5 , etc...

c

h = 45 + 1,5 cos ( α ) = 46 geeft α 48,2 ° . De gevraagde afstand is dan 2 sin ( 48,2 ° ) 1,49 m.

Opgave 13
a

h ( 0 ) = 5 en h ( 0,5 ) = 3,75 .

b

De periode is 2 seconden.

c

h ( 6 ) = h ( 0 ) = 5 en h ( 6,5 ) = h ( 0,5 ) = 3,75 .

d

h ( 15 ) = h ( -1 ) = 0 en h ( 15,5 ) = h ( -0,5 ) = 3,75 .

e

Eigen antwoord.

Opgave 14
a

40

b

y ( 250 ) = y ( 130 ) = 600 + 2 3 400 = 866 2 3 .

c

y ( 0 ) = y ( 120 ) = 733 1 3 , y ( 10 ) = y ( 130 ) = 866 2 3 , y ( 20 ) = y ( 140 ) = 1000 , y ( 30 ) = 600 , y ( 40 ) = 733 1 3 , etc.

d

y ( -250 ) = y ( 110 ) = 600 .

e

5

Opgave 15
a

3 keer per minuut.

b

h ( 35 ) = h ( 15 ) = 0 .

c

h ( 18 ) = 30 cos ( 18 20 360 ° ) 24,3 cm.

d

h ( 76 ) = h ( 16 ) = 30 cos ( 16 20 360 ° ) 9,3 cm.

e

-35 , -25 , -15 , -5 , 5 , 15 , 25 , 35 .

verder | terug