Periodieke functies > Periodiciteit
1234567Periodiciteit

Verwerken

Opgave 10

Bekijk deze grafiek van de periodieke functie f .

a

Bereken f ( 25 ) .

b

Voor welke waarden van x is f ( x ) = 10 ?

c

Los op: f ( x ) = 5 met 0 x 9 .

Opgave 11

Punt A ligt op een wiel op afstand 1 van de as. De hoogte van punt A ten opzichte van de as noem je h ( t ) . Punt A begint rechts, dus h ( 0 ) = 0 . Het wiel draait in 6 seconden rond, linksom. Dus h ( 1,5 ) = 1 , want na 1,5 seconden is punt A precies boven.

a

Bereken h ( 4,5 ) , h ( 10,5 ) en h ( 16,5 ) .

b

Bereken h ( 0,75 ) exact.

c

Bereken exact h ( 6,75 ) , h ( 12,75 ) en h ( -5,25 ) .

d

Los op: h ( t ) = h ( 0,75 ) .

Opgave 12

Een torenklok heeft een grote wijzer met een lengte van 1,5 m. De beide wijzers zitten bevestigd op de as van de klok op 45  m boven de grond. Punt T stelt de tip van deze grote wijzer voor. De hoogte h in m van T boven de grond hangt af van de draaihoek α . Neem aan dat α = 0 om 12:00 uur.

a

Hoe hoog zit T boven de grond op 2:10 uur?

b

Schets een grafiek van h ( α ) .

c

Er zijn twee tijdstippen waarop h ( α ) = 46 . De bijbehorende punten waar T dan zit zijn A en B . Hoe ver zitten die punten A en B van elkaar?

Opgave 13

Een bal wordt omhooggeschoten op tijdstip t = -1 en valt terug. Hij veert volkomen elastisch, waardoor hij alsmaar blijft stuiteren. Gebruik de formule h ( t ) = 5 - 5 t 2 met -1 t 1 . t is in seconden, h is in meter.

a

Bereken h ( 0 ) en h ( 0,5 ) .

b

Bepaal de periode van de grafiek.

c

Bereken h ( 6 ) en h ( 6,5 ) .

d

Bereken h ( 15 ) en h ( 15,5 ) .

e

Hoe realistisch is dit rekenmodel?

verder | terug