Periodieke functies > Radialen
1234567Radialen

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

De hele cirkel heeft een "lengte" (de omtrek) van 2 π en de boog bij deze hoek is daar 1 / 12 deel van.

b

Alleen dan is de omtrek van de cirkel precies 2 π , anders is die omtrek groter of kleiner. Alle bogen zijn bij een straal van 1 delen van 2 π .

c

Doen, elke graad is 1 180 π radialen.

Opgave 2
a

h = 0,5 en α = 1 6 π .

b

h = 0,5 en α = 5 6 π .

c

h = -0,5 en α = 1 1 6 π .

d

h = -1 en α = 1 1 2 π .

e

2 π

f

90 ° + k 360 ° of 1 2 π + k 2 π .

Opgave 3
a

Drie periodes.

b

sin ( 30 ° ) = sin ( 390 ° ) = 0,5 . Ze verschillen precies één periode.

c

sin ( 30 ° ) = sin ( 150 ° ) = 0,5 . In de eenheidscirkel liggen de punten P bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de y -as en dus hoort er dezelfde waarde voor h bij.

d

sin ( 30000 ° ) = sin ( 120 ° + k 360 ° ) = sin ( 60 ° + k 360 ° ) .

e

sin ( -10000 ° ) = sin ( 80 ° + k 360 ° ) = sin ( 100 ° + k 360 ° ) .

Opgave 4
a

Vier periodes.

b

sin ( 1 ) = sin ( 1 + 2 π ) 0,841 . Ze verschillen precies één periode.

c

sin ( 1 ) = sin ( π - 1 ) 0,841 . In de eenheidscirkel liggen de punten P bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de y -as en dus hoort er dezelfde waarde voor h bij.

d

sin ( 211,5 π ) = sin ( 1,5 π + k 2 π ) .

e

sin ( -1500 π ) = sin ( k π ) .

Opgave 5
a

2 π

b

Zie tabel.

α 0 ° 30 ° 45 ° 60 ° 90 ° 120 ° 225 ° 270 ° 330 °
x 0 1 6 π 1 4 π 1 3 π 1 2 π 2 3 π 1 1 4 π 1 1 2 π 1 5 6 π
c

10 180 π = 1 18 π radialen.

d

10 180 π 573 ° .

Opgave 6
a

360 °

b

Alle waarden x + k 360 ° verschillen precies één periode en hebben dus dezelfde sinus.

c

In de eenheidscirkel liggen de punten A bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor sin ( x ) bij.

d

In de eenheidscirkel liggen de punten A bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de horizontale lijn door het middelpunt en dus horen er tegengestelde waarden voor sin ( x ) bij.

e

De rechthoekige driehoek met M A = 1 als hypothenusa heeft dan twee gelijke rechthoekszijden. Die hebben daarom elk een lengte van 1 2 = 1 2 2 .

f

225 ° en 315 ° .

Opgave 7
a

2 π

b

Alle waarden x + k 2 π verschillen precies één periode en hebben dus dezelfde sinus.

c

In de eenheidscirkel liggen de punten A bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor sin ( x ) bij.

d

-1 sin ( x ) 1 .

e

De rechthoekige driehoek met M A = 1 als hypothenusa is dan een halve gelijkzijdige driehoek.

f

sin ( 5 1 6 π ) = sin ( 1 1 6 π ) = -0,5 , sin ( -1 5 6 π ) = sin ( 1 6 π ) = 0,5 , sin ( 2 3 4 π ) = sin ( 3 4 π ) = 1 2 2 .

Opgave 8
a

Maak zelf een tekening of werk met de applet in het Practicum .

b

0,1

c

-0,1

d

0,1

e

-0,1

f

0,1

Opgave 9

x = 1 6 π + k 2 π x = 5 6 π + k 2 π

Opgave 10
a

1 6 π , 1 9 π , 1 18 π , 1 1 2 π , 2 π , 1 19 36 π , 1 3 π .

b

90 ° , 60 ° , 135 ° , 180 π 57 ° , 180 ° , 180 ° , 1800 ° .

Opgave 11
a

f ( 5 6 π ) = 0,5 en 5 f ( 1 6 π ) = 2,5 . In het eerste geval maak je de draaihoek groter, maar de sinus blijft tussen -1 en 1 . In het tweede geval bereken je een sinus die je achteraf met 5 vermenigvuldigt.

b

f ( 1 4 π ) = 1 2 2 en f ( - 1 4 π ) = - 1 2 2 . De bijbehorende punten op de grafiek liggen gespiegeld t.o.v. de oorsprong.

c

Maak een schets.

d

Maak ook hierbij een schets.

e

Gebruik congruente driehoeken.

Opgave 12
a

Maak een tekening.

b

x 0,644 x 2,498 .

Opgave 13
a

Doen.

b

x = 1 1 6 π x = 1 5 6 π .

Opgave 14
a

1 3 π , 1 4 π , π , 1 2 3 π , 1 5 6 π , 1 17 18 π , - 1 17 18 π .

b

180 ° , 60 ° , -45 ° , 360 ° , 150 ° , 195 ° , 2 180 π 115 ° , 300 ° .

Opgave 15
a

f ( 7 12 π ) 0,966 en f ( 1 4 π ) + f ( 1 3 π ) 1,207 . In het eerste geval verander je de draaihoek en neem je daarna de sinus, in het tweede geval neem je eerst de sinus en tel je twee sinussen op.

b

f ( 1 4 π ) = 1 2 2 en f ( - 3 4 π ) = - 1 2 2 . Ze komen overeen omdat f ( 1 4 π ) = - f ( - 1 4 π ) en f ( - 1 4 π ) = f ( - 3 4 π ) .

c

De grafiek is symmetrisch in de lijn x = 1 2 π .

d

Gebruik twee congruente driehoeken.

Opgave 16
a

Doen, maak een eigen tekening of gebruik de applet in het Practicum .

b

x 6,031 x 3,394 .

verder | terug