Periodieke functies > Radialen
1234567Radialen

Voorbeeld 2

Bepaal met je rekenmachine sin ( 10 ° ) , sin ( 100 ° ) , sin ( 1000 ° ) en sin ( 10000 ° ) .

Waarom zijn de laatste twee uitkomsten hetzelfde?

> antwoord

De draaihoek is gegeven in graden. Zorg er voor dat je rekenmachine met graden rekent.

Ga na, dat sin ( 10 ° ) 0,174 ; sin ( 100 ° ) 0,985 ; sin ( 1000 ° ) -0,985 en sin ( 10000 ° ) -0,985 .

De grafiek van y = sin ( x ) met x in graden heeft een periode van 360 °. De laatste twee uitkomsten zijn gelijk omdat tussen 1000 ° en 10000 ° precies 9000 ° = 25 360 ° zit. Dat is precies 25 perioden.

Opgave 6

In Voorbeeld 2 bekijk je de waarden van sin ( x ) als x in graden is. Hier zie je nog eens waar je de waarden van sin ( x ) in de eenheidscirkel vindt.

a

Hoeveel bedraagt de periode van deze sinusfunctie?

b

Leg uit waarom sin ( x ) = sin ( x + k 360 ° ) .

c

Leg uit waarom sin ( x ) = sin ( 180 ° - x ) .

d

Leg uit waarom sin ( - x ) = - sin ( x ) .

e

Waarom is sin ( 45 ° ) = 1 2 2 ? (Denk aan de stelling van Pythagoras.)

f

Voor welke twee hoeken x tussen 0 ° en 360 ° geldt: sin ( x ) = - 1 2 2 ?

verder | terug