Toon aan dat de functie met een sinusoïde is.
Je moet het functievoorschrift herleiden tot (of zoiets met cos). Daarvoor moeten en worden opgeteld. Bij de formules waarin uitdrukkingen met sin en/of cos worden opgeteld, vind je alleen gevallen voor twee sinussen of twee cosinussen. Daarom begin je met .
Je vindt: .
En dit wordt met één van de formules van Simpson:
.
En dus .
Dit is een formule van een sinusoïde.
Bekijk
Waarom is dat zo?
Los nu algebraïsch vergelijking `f(x) = 1` op.
Waarom is het (zie b) nuttig om een functievoorschrift in de vorm van een sinusoïde te schrijven?
Als je de sinusoïden `y_1 = sin(x)` en `y_2 = sin(x - 1/6 pi)` optelt, krijg je de functie `f(x) = sin(x) + sin(x - 1/6 pi)` . Laat zien dat je het functievoorschrift van `f` zo kunt herleiden dat je er een zuivere sinusoïde in herkent.