Bekijk de applet.
Om eigenschappen van sinus, cosinus en tangens af te leiden moet je kijken naar hun definities in de eenheidscirkel:
In deze figuur zie je de hoeken en .
Omdat en congruent zijn vanwege de symmetrie van de figuur geldt:
Kijk je alleen naar dan zie je op grond van de stelling van Pythagoras:
`sin^2(alpha) + cos^2(alpha) = 1`
.
Hierin
Op deze wijze kun je allerlei symmetrieformules voor sin, cos en tan afleiden.
Bijvoorbeeld: , en .
Of: en .
Of: en .
Bekijk de symmetrieformules die in de
Laat zelf zien, dat: `sin(text(-)alpha) = text(-)sin(alpha)` en `cos(text(-)alpha) = cos(alpha)` en `tan(text(-)alpha) = text(-)tan(alpha)` .
Laat zien, dat: `sin(1/2 pi – alpha) = cos(alpha)` en `cos(1/2 pi – alpha) = sin(alpha)` .
Laat ook zien dat: `cos(alpha) = sin(alpha + 1/2 pi)` en `sin(alpha) = cos(alpha – 1/2 pi)` .
Breng de grafiek van op je grafische rekenmachine in beeld.
Welke formule heb je nu zichtbaar gemaakt? En hoe wordt die formule in de
Maakt het daarbij verschil of je in graden of radialen werkt?