Goniometrische functies > Goniometrische functies differentiëren
123456Goniometrische functies differentiëren

Voorbeeld 3

Bekijk de applet.

Je ziet hier de grafiek van een functie f van de vorm f ( x ) = sin 2 ( x ) p sin ( x ) . Hierin kun je parameter p nog variëren. Het domein van deze functie is [ 0 , 2 π ] . Als p = 1 heeft de grafiek van f vier extremen.

Voor welke waarden van p heeft de grafiek van f vier extremen?

> antwoord

f ( x ) = 2 sin ( x ) cos ( x ) p cos ( x ) = 0 geeft:
cos ( x ) ( 2 sin ( x ) p ) = 0
en dus:
cos ( x ) = 0 sin ( x ) = 0,5 p .

Op [ 0 , 2 π ] heeft cos ( x ) = 0 twee oplossingen.
Dan moet dit ook gelden voor sin ( x ) = 0,5 p .
Dit betekent -1 < 0,5 p < 1 en p 0 .
Dus moet -2 < p < 2 en p 0 .

Opgave 7

Bekijk de familie van functies in Voorbeeld.

a

Neem `p = text(-)1` en bereken alle extremen van deze functie.

b

Laat zien dat de grafiek van `f` een voor elke `p` een top in `A((pi)/2,f((pi)/2))` heeft.

c

Er zijn twee waarden van `p` , waarvoor het grootste maximum tweemaal zo groot is als het kleinste maximum. Bereken die waarden van `p` .

Opgave 8

Gegeven de functie `f(x) = tan(ax)` . Voor welke `a` is de raaklijn aan de grafiek van `f` voor `x = 0` evenwijdig met de lijn `2x + y = 6` ?

verder | terug