Gegeven de twee harmonische trillingen en door en .
Beide trillingen hebben dezelfde periode en amplitude, maar wel een faseverschil.
Toon aan dat ook een harmonische trilling is.
Het faseverschil van beide trillingen is .
In dit geval (gelijke periodes en gelijke amplitudes) zijn de formules van Simpson goed bruikbaar:
Je krijgt dus door en op te tellen een sinusoïde met een amplitude van ongeveer en een periode van . Iets dergelijks vind je steeds als je twee harmonische trillingen met gelijke periodes en gelijke amplitudes optelt: de som is dan weer een harmonische trilling. Als de éne formule een sinus en de andere een cosinusfunctie is, zet je die cos-functie eerst om in een sinus (of de sin in een cos).
In
`u_1(t) = sin(t)` en `u_2(t) = sin(t - 2) + 4`
`u_1(t) = sin((2pi)/5 t)` en `u_2(t) = sin((2pi)/5 (t - 2)) + 4`
`u_1(t) = cos((2pi)/5 t)` en `u_2(t) = sin((2pi)/5 (t - 2)) + 4`
`u_1(t) = cos((2pi)/5 t)` en `u_2(t) = cos((2pi)/5 (t + 3)) + 2`
In
Licht deze berekening toe.
Bereken het faseverschil van `u` ten opzicht van zowel `u_1` als `u_2` . Wat valt je op?
Kun je een algemene regel bedenken voor het faseverschil van de som van twee sinusoïden met dezelfde amplitude en dezelfde periode?