Parameterkrommen > Periodieke beweging
12345Periodieke beweging

Voorbeeld 1

Een parameterkromme is gegeven door ( x , y ) = ( 3 + 5 cos ( 2 π 10 t ) , 2 + 5 sin ( 2 π 10 t ) ) .
Breng deze kromme in beeld op de grafische rekenmachine.
Leg uit waarom dit een eenparige cirkelbeweging betreft en bereken de snelheid waarmee een punt P van deze kromme beweegt.

> antwoord

In het Practicum zie je hoe je GR parameterkrommen in beeld kan brengen. Hiernaast zie je de kromme.
Omdat x ( t ) een sinusoïde is met evenwichtsstand x = 3 en amplitude 5 geldt: -2 x 7.
Omdat y ( t ) een sinusoïde is met evenwichtsstand y = 2 en amplitude 5 geldt: -3 x 8.
Dit bepaalt je vensterinstellingen. Je lijkt een cirkel met middelpunt M ( 3 , 2 ) en straal 5 te krijgen.

De periode van beide functies is 10, dus de cirkel wordt in 10 seconden doorlopen.
De hoeksnelheid van M P is 2 π 10 = 0,2 π  rad/s.
De snelheid waarmee P beweegt is 5 keer zo groot, dus π eenheden/s.

De kromme is inderdaad een cirkel met middelpunt M ( 3 , 2 ) en straal 5 als de afstand van elk punt P op de cirkel tot M gelijk is aan 5. Met de stelling van Pythagoras toon je aan dat dit voor elke P ( x , y ) klopt.

Opgave 5

Bekijk Voorbeeld 1. Gegeven is nu een parameterkromme door `P(x(t),y(t)) = (1 + 6 cos((2pi)/15 * t), 2 + 6 sin((2pi)/15 * t))` .

a

Breng deze parameterkromme op je grafische rekenmachine volledig in beeld. Welk interval moet je dan voor de parameter `t` kiezen?

b

Waarom krijg je dezelfde kromme als je voor `t` waarden kiest vanaf -15 tot 40?

c

Wat krijg je voor figuur als je voor `t` waarden kiest vanaf 0 tot 8?

d

Je kunt ook de stapgrootte van `t` instellen. Wat gebeurt er als je die op `1` instelt, te beginnen bij `t = 0` ?

Opgave 6

Bekijk Voorbeeld 1. Er wordt beweerd dat `P` over een cirkel met middelpunt `M(3,2)` loopt.

a

Bewijs dit met behulp van de stelling van Pythagoras. Aan welke vergelijking in `x` en `y` voldoet elk punt van deze kromme?

b

Maak op je rekenmachine de parameterkromme waarvoor geldt ( x , y ) = ( 3 + 5 sin ( 2 π 10 t ) , 2 + 5 cos ( 2 π 10 t ) ) .
Krijg je dezelfde kromme als in het voorbeeld of zijn er verschillen? En zo ja, wat zijn die verschillen?

verder | terug