Parameterkrommen > Snelheden
12345Snelheden

Voorbeeld 3

De parameterkromme in de Theorie wordt gegeven door de parametervoorstelling
( x ( t ) , y ( t ) ) = ( 4 cos ( t ) + 2 cos ( 2 t ) , 4 sin ( t ) + 2 sin ( 2 t ) ) .

Bereken de lengte van deze kromme in twee decimalen nauwkeurig.

> antwoord

De snelheidsvector is: ( x ( t ) , y ( t ) ) = ( - 4 sin ( t ) 4 sin ( 2 t ) , 4 cos ( t ) + 4 cos ( 2 t ) ) .
De snelheid zelf is v(t) =  v ( t ) = ( x ' ( t ) ) 2 + ( y ' ( t ) ) 2 .

Dus de lengte van de kromme is:
L = 0 2 π ( x ' ( t ) ) 2 + ( y ' ( t ) ) 2 d t = 0 2 π ( -4 sin ( t ) 4 sin ( 2 t ) ) 2 + ( 4 cos ( t ) + 4 cos ( 2 t ) ) 2 d t

Deze integraal bereken je met de grafische rekenmachine: L = 32 lengte-eenheden.

Opgave 10

Bekijk hoe in Voorbeeld 3 de lengte van een kromme wordt berekend.

a

Waarom is de lengte van een kromme gelijk aan de integraal van de snelheid? Probeer dit toe te lichten met behulp van een Riemannsom.

b

Waarom is het van belang in dit voorbeeld dat je weet dat de kromme geheel en precies één keer wordt doorlopen als `0 ≤ t ≤ 2pi` ? En waarom is dat zo?

c

Voer de berekening van de lengte van de kromme in het voorbeeld zelf uit.

Opgave 11

Een kromme `k` wordt gegeven door `x(t) = 5 cos(2t)` en `y(t) = 5 sin(3t)` .

a

Neem aan dat deze kromme begint op `t = 0` . Voor welke waarde van `t` heeft hij dan de gehele kromme precies één keer doorlopen?

b

Bereken de lengte van deze kromme.

c

Ga na dat de lengte van de kromme voor `1/2 pi ≤ t ≤ 2 1/2 pi` hetzelfde is.

verder | terug