Als een driehoek rechthoekig is, dan is één van de zijden langer dan de andere twee zijden.
Is dat waar?
Is het omgekeerde van deze uitspraak waar?
Wat kun je over de hoeken van een driehoek zeggen als één van de zijden langer is dan de andere?
Strikt genomen is evenwijdigheid wel gedefinieerd voor lijnen maar niet voor lijnstukken.
Bij een gegeven lijnstuk is er precies één lijn waar dat lijnstuk op ligt. Waarom?
Bedenk een definitie voor evenwijdigheid van lijnstukken.
Driehoek heeft een rechte hoek bij . Vanuit is een loodlijn getrokken op .
Bewijs dat en dat .
In deze opdracht geef je een ander bewijs voor de stelling dat in een driehoek de som van de hoeken is. Je bewijst de stelling eerst voor rechthoekige driehoeken en daarna voor een willekeurige driehoek.
Teken een rechthoek en teken daarin de diagonaal . Waarom is ?
Bewijs dat in een rechthoekige driehoek de som van de hoeken is.
Teken nu een willekeurige scherphoekige driehoek en teken de loodlijn vanuit op . In de driehoek heb je twee rechthoekige driehoeken gekregen. Bewijs hiermee, en met het voorgaande, dat de som van de hoeken is.
Je hebt de stelling bewezen voor scherphoekige driehoeken. Geef een bewijs voor stomphoekige driehoeken.