Stelling
"De som van de hoeken van een driehoek is ."
Lever het bewijs van deze stelling.
Bekijk de applet.
Bewijs
Trek door (bijvoorbeeld) een lijn evenwijdig aan lijnstuk . (Dit kan volgens axioma 3)
Je ziet nu bij punt twee nieuwe hoeken ontstaan waarvan er één gelijk is aan en één gelijk is aan . (Volgens axioma 5)
Samen met vormen deze hoeken een gestrekte hoek. (Volgens definitie gestrekte hoek)
Bekijk in
Welke van de vijf axioma's van Euclides speelt in dit bewijs een grote rol?
Teken zelf de figuur bij dit bewijs en verleng zijde aan de kant van .
Bij punt tref je nu drie hoeken aan. Eén daarvan zit in de driehoek en heet daarom een binnenhoek van deze driehoek. De twee andere vormen samen een buitenhoek van . en zijn ook binnenhoeken van de driehoek. Het zijn de niet-aanliggende binnenhoeken van de buitenhoek van .
Bewijs nu zelf de stelling: In een driehoek is elke buitenhoek gelijk aan de som van de niet-aanliggende binnenhoeken.