Redeneren en bewijzen > Bewijzen
123456Bewijzen

Voorbeeld 4

Hier zie je hoe de kortste weg van punt A naar punt B via de beek wordt geconstrueerd door een loodlijn door B op de beek te trekken en dan vervolgens een punt D te tekenen dat op die loodlijn en even ver van de beek ligt. Het snijpunt C van AD en de beek levert de korste route AC + BD.
Bewijs dat deze constructie juist is.

> antwoord

Gegeven:
Uit de constructie volgt dat B D loodrecht staat op de beek, dus B E C = D E C = 90 ° . Verder is B E = E D en lijn A D een rechte lijn.

Te bewijzen:
A C + C B is de kortste afstand van A naar B via de beek.

Bewijs:
Uit de gegevens volgt meteen dan C B E en C D E congruent zijn (ZHZ).
Dus is C D = C B .
De punten A, C en D liggen op de rechte lijn A D en dus is A C + C D de kortste afstand van A naar D (driehoeksongelijkheid).
En daarom is A C + C B = A C + C D ook de kortste afstand.
Q.e.d.

Opgave 7

In Voorbeeld 4 zie je het bewijs van de kortste verbinding via een lijn tussen twee punten A en B die aan dezelfde kant van die lijn liggen (maar er niet op).

Loop dit bewijs nog eens na, doe de constructie met GeoGebra.

Opgave 8

Gegeven is rechthoek A B C D met diagonaal A C . Bewijs dat de loodlijn uit punt D op A C gelijk is aan de loodlijn uit punt B op A C .

a

Teken een geschikte figuur of construeer hem in GeoGebra. Teken beide loodlijnen er in, noem ze D E en B F .

b

Welke lijnstukken in je figuur moeten nu gelijk zijn?

c

Kun je geschikte congruente driehoeken vinden? Maak een plan voor je bewijs.

d

Formuleer nu een volledig en duidelijk bewijs. Let goed op de verwijzingen naar de lijst van definities/stellingen in de Vlakke Meetkunde voor vwo wiskunde B.

verder | terug