Twee driehoeken heten gelijkvormig als de éne driehoek een vergroting of verkleining is van de andere driehoek.
Hier zie je twee driehoeken en .
De hoeken en zijn gelijk.
De zijden om die hoek hebben in dezelfde verhouding als in : .
Je kunt nu bewijzen dat beide driehoeken gelijkvormig zijn.
Immers je kunt vermenigvuldigen met een zodanige factor dat hij gelijk is aan . Vermenigvuldig je met dezelfde factor, dan wordt gelijk aan . De hoek laat je hetzelfde. Op grond van het congruentiekenmerk ZHZ zijn beide driehoeken
dan congruent. En dus is een vergroting van .
Het gelijkvormigheidskenmerk dat je nu hebt bewezen is zhz: beide driehoeken hebben
een even grote hoek en de zijden die die hoek insluiten hebben dezelfde verhouding.
Op vergelijkbare wijze kun je nog drie gelijkvormigheidskenmerken afleiden.
In de
Teken de driehoeken en zo, dat , en .
Bekijk nu driehoek . Vergroot alle zijden van die driehoek door ze te vermenigvuldigen met . Je krijgt dan de driehoek .
Leg uit waarom driehoek congruent is met driehoek .
Waarom volgt hieruit dat de driehoeken en gelijkvormig zijn?
Dit gelijkvormigheidskenmerk wordt aangeduid met hh. Waarom niet met hhh?
Zijn congruente driehoeken altijd gelijkvormig? Geldt het omgekeerde ook?