Gegevens en te bewijzen: zie opgave en figuur.
Bewijs:
Uit en volgt .
Uit en volgt .
En daaruit volgt (hh). Q.e.d.
Gegeven: en de gelijkzijdige driehoeken en (die niet overlappen met ).
Te bewijzen: .
Bewijs: De hoeken van de gelijkzijdige driehoeken zijn allemaal (stelling gelijkzijdige driehoek).
, en geeft (ZHZ). En dus is . Q.e.d.
Gegeven is dat de lijnen , en snijdt in de punten , en .
Omdat en evenwijdig zijn met zijn de hoeken bij de snijpunten ook 90° (F-hoeken).
Lijn staat loodrecht op lijn en dus staat loodrecht op en (F-hoeken).
De snijpunten van met , en zijn respectievelijk , en . Dan zijn en rechthoeken (definitie rechthoek).
Dus is en en is ook .
Lijn staat niet loodrecht op en gaat door . De snijpunten van met en zijn respectievelijk en .
Met behulp van F-hoeken is , zodat .
En daaruit volgt .
Gegeven: met hoogtelijnen , en en .
Te bewijzen: , en zijn bissectrices van .
Bewijs: Omdat en is (hh) en dus is .
Uit dit laatste volgt samen met dat (zhz) en dus dat en .
Op dezelfde manier bewijs je dat en . En ook dat en .
En daaruit volgt: en dus is bissectrice van .
Enzovoorts...
Zie figuur.
Zie de figuur hiernaast.
De ingeschreven cirkel heeft als middelpunt het snijpunt van de bissectrices en als straal .
Gebruik nu de gelijkvormige driehoeken en (hh).
Pythagoras: .
geeft .
Gegeven:
met op het verlengde van , op en het snijpunt van lijn en zijde . (Lijn is lijn .)
Te bewijzen:
.
Bewijs:
Teken lijn door en evenwijdig . is het snijpunt van en .
Omdat en (Z-hoeken) is en dus .
Omdat en (Z-hoeken) is en dus .
Hieruit volgt en daaruit volgt .
Q.e.d.
Gaat op een vergelijkbare manier, weer teken je dezelfde hulplijn.
Uit , en volgt dat , dus is gelijkbenig met als bissectrice van . Als het snijpunt van en is betekent dit dat ook (ZHZ). En dus is .
Nu is een ruit en dus staan de diagonalen loodrecht op elkaar en delen ze elkaar middendoor (stelling ruit en stelling parallellogram).
Nu is een ruit en wordt door diagonaal middendoor gedeeld (stelling ruit).
Wordt een driehoek met de drie middelloodlijnen door één punt, tenzij de punten op een rechte lijn liggen. In dat laatste geval krijg je twee parallelle middelloodlijnen.
Er zijn nu middelloodlijnen in totaal.
Doen.
Globale opzet van het bewijs:
Noem , , de middens van respectievelijk , en en toon aan dat met een vergrotingsfactor van .
De zwaartelijnen van zijn dat ook in , dus het zwaartepunt is voor beide driehoeken .
De middelloodlijnen van worden de hoogtelijnen van , dus de vermenigvuldiging van t.o.v. van punt met laat overgaan in en omgekeerd.
Niet alleen liggen dus de drie punten op één lijn, maar ook geldt: .
Zie figuur, teken lijnstuk .
Nu is .
Evenzo: .
En dus is .
(bron: examen wiskunde B vwo 2008, tweede tijdvak)