Rijen > Werken met rijen
12345Werken met rijen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Als je er niet uitkomt, bekijk dan de opgaven bij Voorbeeld 3.

b

Het gaat om het optellen van de termen van de rij `1, 2, 3, 4, ..., 99, 100` .

Opgave 1
a

Omdat de eerste rij stoelen dan hoort bij `n = 1` en de tweede rij bij `n = 2` , enzovoort.

b

`a_1 = 30 + 2*(1-1) = 30 + 2*0 = 30`

c

`a_20 = 30 + 2*(20-1) = 30 + 2*19 = 68` stoelen.

d

`a_n = a_(n-1) + 2` met `a_0 = 30`

e

`a_n = 30 + 2n` met `n = 0, 1, 2, ...`

f

Bij rij `20` hoort `n = 19` omdat de nummering bij `0` begint.

`a_19 = 30 + 2*19 = 68` stoelen, net als bij c.

Opgave 2
a

De eerste term van `v` is `text(-)2` .

b

`v_n = v_(n-1)*text(-)2` met `v_0 = text(-)2` .

c

`v_n = v_(n-1)*text(-)2` met `v_1 = text(-)2`

d

`v_n = text(-)2*(text(-)2)^n` met `n ge 0` .

e

`v_n = text(-)2*(text(-)2)^(n-1)` met `n ge 1` .

Opgave 3
a

Voer de rij in en lees van de tabel de waarde voor `n = 20` af. Het saldo is € 2185,60.

b

Voer de recursieformule `u_n = 1,019u_(n-1) + 500` met `u_0 = 1500` in op de GR. In de tabel staat bij `n = 20` het saldo € 14214,07.

Opgave 4
a

`u_n = 1,028u_(n-1) - 4000` met `u_0 = 100000` .

b

Voer de recursieformule uit a in op de GR, bekijk eerst het Practicum . De tabel geeft een eerste negatieve waarde op `n = 44` , dus in 2065.

Opgave 5

Directe formule:
`p_n = 12 + 16n` met `n = 0, 1, 2,...` of
`p_n = 12 + 16(n-1)` met `n = 1, 2, 3,...`
Recursieformule:
`p_n = p_(n-1) + 16` met `p_0 = 12` wanneer `n = 0, 1, 2,...` of met `p_1 = 12` wanneer `n = 1, 2, 3,...`

Opgave 6

Directe formule:
`q_n = 1202*(1/2)^n` met `n = 0, 1, 2,...`
`q_n = 1202*(1/2)^(n-1)` met `n = 1, 2, 3,...`
Recursieformule:
`q_n = q_(n-1)*1/2` met `q_0 = 1202` wanneer `n = 0, 1, 2, ...` of met `q_1 = 1202` wanneer `n = 1, 2, 3,...`

Opgave 7

Noem de rij van jaarlijkse premies `c` . Dan is een recursieformule voor `c_n` :

`c_n = 1,027c_(n-1) - 1,5` met `c_0 = 88` .

Invoeren op de GR en de tabel aflezen geeft `c_n gt 100` wanneer `n ge 12` .

Opgave 8
a

De oppervlakte van het kleinste velletje papier halveert steeds, te beginnen bij `1/2` m2 na één keer knippen. Het aantal velletjes neemt steeds met `1` toe. Dit geeft:

`p_n = (1/2)^n` met `n = 1, 2, 3,...`
`q_n = 1 + n` met `n = 1, 2, 3,...`

Bij `p` is de nummering zo gekozen dat de formule zo kort mogelijk werd. Bij `q` is met deze nummering makkelijk af te lezen hoe vaak er geknipt is (bij `q_n` is er `n` keer geknipt). Er zijn andere verantwoordingen te verzinnen, ook voor nummering vanaf `n = 0` :

`p_n = 1/2*(1/2)^n = (1/2)^(n+1)` met `n = 0, 1, 2,...`
`q_n = 2 + n` met `n = 0, 1, 2, ...`

b

`1` cm2 `= 1/10000` m2.
Zoek naar de eerste waarde in de tabel voor `p` die kleiner is dan `1/10000 = 1*10^(text(-)4)` .

Lees af (met `n = 1, 2, 3,...` ):
`p_13 ~~ 1,2*10^(text(-)4)` en `p_14 ~~ 6,1*10^(text(-)5)` ; na `14` keer knippen.

c

Na `4` keer knippen is het papier verdeeld in `5` stukken, met een gemiddelde oppervlakte van `1/5 = 0,2` m2.

Opgave 9
a

GR: `u_n = 100 + 50n` van `n = 0` t/m `n = 17` .

Antwoord: `8500` .

b

GR: `u_n = 1 + n` van `n = 0` t/m `n = 99` .

Antwoord: `5050` .

c

GR: `u_n = 2^n` van `n = 0` t/m `n = 7` .

Antwoord: `255` .

Opgave 10

Het startbedrag is € 900,00 en dit bedrag heeft een maandelijkse groeifactor van `0,997` . Het bedrag wordt `30*12 = 360` keer betaald.

Het totaalbedrag is `900 + 900*0,997 + 900*0,997^2 + ... 900*0,997^359 ~~ 198286,58` euro.

Opgave 11
a

Voer de rij in op de GR en lees de tabel af voor `n = 1, 2, 3, 4, 5` . Hieruit volgt `54, 42, 30, 18, 6` .

b

Voer de rij in op de GR en lees de tabel af voor `n = 1, 2, 3, 4, 5` . Hieruit volgt `76, 38, 19, 9 1/2, 4 3/4` .

Opgave 12
a

`p_n = p_(n-1) + 206` met `p_1 = 199` .

b

`q_n = q_(n-1)*1,8` met `q_1 = 5` .

Opgave 13
a

`u_n = 11 - 6n`

`v_n = 4*3^n`

`w_n = 5*(text(-)1)^n`

b

`u_n = 11 - 6(n-1)`

`v_n = 4*3^(n-1)`

`w_n = 5*(text(-)1)^(n-1)`

Opgave 14

`W_t` neemt lineair toe met `5000` per `10` jaar, er wordt steeds `5` opgeteld.
`I_t` neemt toe met `9` % per `10` jaar, ofwel groeifactor `1,09` .

Recursieformules:

`W_t = W_(t-1) + 5` met `W_0 = 30` .

`I_t = I_(t-1)*1,09` met `I_0 = 30` .

Directe formules:

`W_t = 30 + 5t`

`I_t = 30*1,09^t`

beide met `t = 0, 1, 2,...`

Voer deze formules in op de GR en lees de tabel af. Daaruit blijkt `I_t gt W_t` wanneer `t = 14` , dat is in het jaar 2040.

Opgave 15

Er zijn `30` rijen en dus `30` termen.

De eerste term is `40` , de laatste term is `40 + 2*29 = 98` .

Bereken het aantal stoelen in dit theater met de GR: `2070` stoelen.

Opgave 16
a

Het vaste jaarlijkse bedrag is `240000/30 = 8000` euro. Op `t = 1` is de schuld nog € 240000. Er wordt `240000*0,04 = 9600` euro rente bij opgeteld.

Dus `8000 + 9600 = 17600` euro.

b

Het vaste jaarlijkse bedrag is € 8000,00, op `t = 2` is de resterende schuld `240000 - 8000 = 232000` euro, en op `t = 3` is die restschuld `240000 - 2*8000 = 224000`  euro.

Dit geeft een rente van respectievelijk `0,04*232000 = 9280` euro en `0,04*224000 = 8960`  euro.

De te betalen bedragen op `t = 2` en `t = 3` zijn respectievelijk € 17280 en € 16960.

c

De te betalen bedragen zijn vormen in een lineair dalende rij.

d

Jaarlijks betaalt Johan € 8000,00 plus een percentage van de resterende schuld. Druk deze resterende schuld uit in een patroon om `B_t` te vinden.

De resterende schuld is `240000` op `t = 1` en neemt jaarlijks met `8000` af.

Dus `B_t = 8000 + 0,04(240000 - 8000(t-1)) = 17600 - 320(t-1)` met `t = 1, 2, 3, ..., 30` .

e

GR: `B_t = 17600 - 320(t-1)` met `t = 1, 2, 3, ..., 30` .

Het totale bedrag is `388800` euro.

Opgave 17De rij van Fibonacci
De rij van Fibonacci
a

`1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21`

b

`F_10 = 89` , `F_20 = 10946` , `F_30 = 1346269`

c

`Q_1 = 1/1 = 1`
`Q_2 = 2/1 = 2`
`Q_3 = 3/2 = 1,5`
`Q_4 = 5/3 ~~ 1,667`
`Q_5 = 8/5 = 1,6`
`Q_6 = 13/8 = 1,625`
`Q_7 = 21/13 ~~ 1,615`

d

`Q_10 = (F_10)/(F_9) = 89/55 ~~ 1,618`

`Q_20 = (F_20)/(F_19) = 10946/6765 ~~ 1,618`

`Q_30 = (F_30)/(F_29) = 1346269/832040 ~~ 1,618`

De rij `Q_n` benadert de Gulden Snede.

Opgave 18De somformule van Gauss
De somformule van Gauss
a

`101 + 101 + 101 + ... + 101 + 101 + 101`

b

`1/2 *100*101 = 5050`

c

Door alle termen twee keer in tegengestelde volgorde onder elkaar te zetten en op te tellen, krijg je allemaal uitkomsten die gelijk zijn aan `(text(eerste term) + text(laatste term))` . Deze uitkomsten komen net zo vaak voor als het `text(aantal termen)` in de rij. Daarom vermenigvuldig je die twee met elkaar. Maar omdat je alle termen dubbel hebt geteld moet je deze uitkomst nog vermenigvuldigen met `1/2` .

d

Gebruik de formule bij c: de som is `1/2 * 17 * (100 + 900) = 8500` .

Opgave 19

`262656`

Opgave 20
a

`H(t) = H(t-1)*1,015` met `H(0) = 6600` .

b

`H(t) = 6600 * 1,015^(t)`

b

Gebruik je GR. Je komt op € 63091,59.

Opgave 21
a

€ 57,50

b

`B(t) = 58 - (t - 1)*0,50` met `t = 1 , 2 , 3 , ..., 16` .

c

Gebruik je GR. Totaalbedrag € 868,00.

verder | terug