Je ziet op veel plaatsen windmolens om elektriciteit op te wekken. Het vermogen dat zo’n molen levert hangt af van de wieklengte en van de windsnelheid .
Het vermogen van een zeker type windmolen wordt gegeven door de formule: .
Hierin is het (gemiddelde) vermogen in kW (kiloWatt), de (gemiddelde) windsnelheid in m/s en de diameter van de cirkel die de uiterste
punt van een wiek maakt bij het draaien is meter.
Stel je wilt weten vanaf welke windsnelheid het vermogen van de windmolen meer dan
kW bedraagt.
Daarbij hoort de ongelijkheid: .
Het oplossen van zo’n ongelijkheid gaat prima met je grafische rekenmachine:
Belangrijk is nog het aantal decimalen waarop je moet afronden.
Het gegeven antwoord is op twee decimalen nauwkeurig juist.
Moet je echter op één decimaal nauwkeurig afronden, dan is het antwoord: .
Want bij is het vermogen al meer dan kW.
In de
Daarbij wordt de grafische rekenmachine gebruikt.
Voer deze oplossing zelf uit.
Bij een algebraïsche aanpak bereken je eerst de oplossingen van de vergelijking met behulp van terugrekenen.
Laat zien dat je dan dezelfde oplossing vindt.
Wat is het voordeel van een algebraïsche aanpak?
Gegeven zijn de functies en met en .
Je wilt oplossen .
Hoe moet je het venster van je grafische rekenmachine instellen om goede grafieken bij deze ongelijkheid te krijgen? Hoeveel snijpunten hebben beide grafieken?
Los nu de ongelijkheid met de GR op in twee decimalen nauwkeurig.
Om zeker te weten dat je alle snijpunten van de grafieken hebt gevonden, kun je de bijbehorende vergelijking beter algebraïsch oplossen. Wil je een ongelijkheid algebraïsch oplossen, dan los je de bijbehorende vergelijking algebraïsch op en lees je daarna de oplossing van de ongelijkheid uit de grafieken af.
Los de bij deze ongelijkheid horende vergelijking algebraïsch op.