Logaritmische functies > Logaritmische schaal
12345Logaritmische schaal

Theorie

Bij een logaritmische schaalverdeling zet je machten van 10 op gelijke afstanden van elkaar uit. Je kunt dan zowel heel kleine als heel grote getallen plaatsen.
Met behulp van de logaritme [LOG] op je rekenmachine kun je snel vinden welke macht van 10 bij een bepaald getal hoort.

  • log(1250) ≈ 3,10 dus 1250 ≈ 103,10.
    Je plaatst 1250 dus op 3,10 eenheden boven 100, dat is tussen 103 en 104.
  • log(0,074) ≈ ”1,13 dus 0,074 ≈ 10”1,13.
    Je plaatst 0,074 dus op 1,13 eenheden onder 100, dat is tussen 10”1 en 10”2.

Gebruik je op de verticale as een logaritmische schaal en op de horizontale as een gewone lineaire schaal, dan wordt de grafiek van een exponentiële functie telkens een rechte lijn. In Excel kun je gemakkelijk grafieken maken met een logaritmische schaal. Er bestaat ook speciaal enkellogaritmisch papier.

Omdat elke rechte lijn op enkellogaritmisch papier de grafiek is van een exponentiële functie gebruik je dat papier om na te gaan of er tussen twee variabelen een exponentieel verband bestaat en om een bijpassende formule op te stellen.

verder | terug