Ga uit van een functie `y=f(x)` , de rode grafiek in de figuur.
Je kunt deze grafiek vervormen. Bijvoorbeeld:
De groene grafiek, `y=f(x)+2` , is ontstaan door de grafiek van `f` `2` naar "boven" te verschuiven. Je noemt dat ook verschuiven in de y-richting over `2` .
De blauwe grafiek, `y=f(x+2)` , is ontstaan door de grafiek van `f` `2` naar "links" te schuiven. Je noemt dat ook verschuiven in de x-richting over `text(-)2` .
Ga weer uit van een functie `y=f(x)` (de rode grafiek in de figuur).
De groene grafiek, `y=2 *f(x)` , is onstaan door de grafiek van `f` ten opzichte van de `x` -as met factor `2` te vermenigvuldigen. Dit noem je ook herschalen in de y-richting met factor `2` .
De blauwe grafiek, `y=f(2*x)` , is ontstaan door de grafiek van `f` ten opzichte van de `y` -as met factor `1/2` te herschalen. Dit noem je ook herschalen in de x-richting met factor `1/2` .
Verschuivingen en herschalingen kunnen ook worden gecombineerd.