Los de vergelijking `\ ^2 log(x) = 3` op.
Gebruik de regel dat de logaritme de terugrekenfunctie van een exponentiële functie met hetzelfde grondtal is. Neem aan beide zijden de exponentiële functie met grondtal `2` . Dit geeft:
`\ ^2log(x)` | `=` | `3` | |
`2^(\ ^2log(x))` | `=` | `2^3` | |
`x` | `=` | `2^3` | |
`x` | `=` | `8` |
Los de volgende vergelijkingen algebraïsch op.
`\ ^5 log (x) = 2`
`\ ^4 log (2x) = 0`
`\ ^ (1/4) log (x^2) = text(-)4`
`\ ^2 log (sqrt(x)) = 5`