Toepassen van formules > Vergelijkingen en ongelijkheden
1234567Vergelijkingen en ongelijkheden

Verwerken

Opgave 6

Bij een autodealer kun je vier jaar lang in een Smart ForTwo rijden voor € 5,00 per dag. Daarnaast heb je onderhoudskosten: voor `1,5` eurocent per gereden kilometer sluit je een abonnement af waarmee alle onderhoudskosten worden afgedekt. Je hebt verder alleen nog benzinekosten. Met `1` liter benzine rijd je `16` kilometer. `1` liter benzine kost € 1,60.

a

Hoeveel eurocent per kilometer ben je kwijt aan benzine en onderhoud samen?

b

Hoeveel kost je deze Smart per jaar als je er `16000` km/jaar mee rijdt?

c

Stel een ongelijkheid op bij de vraag: hoeveel kilometer per jaar mag je maximaal met deze Smart rijden als je dat jaar minder dan € 4000 wilt besteden? Los daarna de ongelijkheid grafisch op.

Opgave 7

Los de ongelijkheden met de grafische rekenmachine op. Rond indien nodig af op twee decimalen.

a

`x^3 + 3x^2 - 3 gt 0`

b

`2(x-4)^2 - 5 lt 5x`

c

`(x+3)^2 lt 5x`

d

`x^4 - 3x gt text(-)x^2 + 3`

Opgave 8

Gegeven zijn de functies: `f(x) = 2 - x^3` en `g(x) = (x - 1)^2` .

a

Bereken met de grafische rekenmachine de snijpunten van de grafieken van `f` en `g` . Rond af op twee decimalen.

b

Had je de snijpunten van de grafieken van `f` en `g` ook algebraïsch kunnen berekenen?

c

Los op: `f(x) gt g(x)` .

Opgave 9

Een man met een gewicht van `91` kilogram krijgt van een diëtiste het advies om af te vallen tot een gewicht van `75` kilogram. Ze adviseert hem om iedere dag slechts `2520` kilocalorieën aan energie te consumeren.

De diëtiste geeft hem een tabel mee die is gebaseerd op het rekenmodel. In de tabel is de `t` tijd in maanden vanaf het moment dat de man dagelijks `2520`  kilocalorieën aan energie consumeert, `G` het gewicht van de man in kilogram en `A` het aantal kilogram dat hij nog moet afvallen.

`t` `0` `1` `2` `3` `4` `5` `6`
`G` `91,0` `89,1` `87,4` `85,9` `84,6` `83,4` `82,4`
`A` `16,0` `14,1` `12,4` `10,9` `9,6` `8,4` `7,4`

Uit de tabel blijkt bijvoorbeeld dat de man, wanneer hij zich aan het dieetadvies houdt, na drie maanden een gewicht `G` heeft van `85,9`  kilogram. Dat is `10,9`  kilogram boven het gewenste gewicht van `75`  kilogram, dus het aantal nog af te vallen kilogram `A` is `10,9` . Uit de tabel blijkt dat `A` bij benadering exponentieel afneemt. Hierbij hoort de formule:
`A=16*0,88^t` (met `t` in maanden)

De man houdt zich nauwgezet aan het dieetadvies.

a

Bereken na hoeveel maanden de man `12` kilogram is afgevallen.

b

Bereken voor welke ` t` de man minder dan `80` kilogram weegt.

(bron: examen havo wiskunde A in 2012, eerste tijdvak)

Opgave 10

In China zijn tegenwoordig veel schoonheidssalons. Begin 2005 waren dat er `1,6` miljoen, terwijl het land toen ongeveer `1300` miljoen inwoners telde. Om Nederland en China goed met elkaar te kunnen vergelijken kijk je naar het aantal schoonheidssalons per `25000` inwoners. In Nederland neemt het aantal schoonheidssalons per `25000` inwoners ongeveer lineair toe. Ga ervan uit dat deze lineaire groei na 2005 op dezelfde wijze doorgaat. Geef het aantal schoonheidssalons in Nederland per `25000` inwoners aan met `V_N` . Dan geldt bij benadering: `V_N = 17 + 0,6t` .
In deze formule is `t` de tijd in jaar met `t = 0` voor het begin van 2005.
Geef met `V_C` het aantal schoonheidssalons in China per `25000` inwoners aan. Dat aantal blijkt in China niet lineair, maar bij benadering exponentieel toe te nemen. Iemand heeft vastgesteld dat dit proces goed wordt beschreven met als formule voor `V_C` : `V_C = 30,8*1,06^t` .
Hierbij is `t` de tijd in jaar met `t = 0` voor het begin van 2005.
Volgens deze formules zullen beide landen nog deze eeuw één schoonheidssalon op de `500` inwoners hebben. Hoeveel jaar later dan in China zal dit in Nederland het geval zijn? Licht je antwoord toe.

(naar: examen vwo wiskunde C in 2010, eerste tijdvak)

Opgave 11

Een oude weegschaal werkt niet goed meer. Een gewicht dat minder dan `1000` gram weegt, wordt goed gewogen. Maar is het `1000` gram of meer, dan geeft de weegschaal een of ander getal groter dan `1000` . Vijf gewichten, `A` , `B` , `C` , `D` en `E` wegen elk minder dan `1000` gram. Als ze in paren worden gewogen, dan geeft de weegschaal het volgende:

`B + D = 1200`
`C + E = 2100`
`B + E = 800`
`B + C = 900`
`A + E = 700`

Welk gewicht is het zwaarst?

verder | terug