Hier zie je een grafiek (rood) en twee hellingsgrafieken (groen en blauw gestippeld).
Welke hellingsgrafiek hoort bij de gegeven grafiek?
Kies telkens één van deze vier functies:
Bereken bij de gekozen functie het hellingsgetal voor .
Teken bij de gekozen functie de grafiek van de hellingsfunctie.
Bepaal met behulp van de hellingsgrafiek de extremen van de gekozen functie.
Je ziet hier de hellingsgrafiek van een functie .
Op welk interval stijgt de grafiek van ?
Voor welke waarden van heeft de grafiek van een maximum?
Kun je uit de hellingsgrafiek aflezen hoe groot dit maximum is?
Neem aan dat . Teken nu de grafiek van .
Je ziet hier het tekenschema van de hellingsfunctie van een functie .
Schets een mogelijke grafiek van .
Een auto trekt op als het stoplicht op groen springt. Voor de afgelegde weg geldt: waarin de afgelegde weg in meters is en de tijd in seconden is. Ga er vanuit dat deze auto niet hoeft te schakelen!
De snelheid van deze auto wordt uitgedrukt in meters per seconde. Teken de grafiek van de snelheid van deze auto als functie van de tijd .
Als het goed is gegaan is je snelheidsgrafiek een rechte lijn. Stel een bijpassende formule op voor .
Na hoeveel seconden is de snelheid meer dan km/h? Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig.
Gegeven is de functie .
Met de grafische rekenmachine kun je de grafiek van zo in beeld brengen dat alle drie de nulpunten en de twee toppen zichtbaar zijn. Toon aan dat deze grafiek de -as snijdt in het punt .
Bereken het hellingsgetal van de grafiek in dit nulpunt.
Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van voor
Teken de grafiek van de afgeleide van .
Met behulp van de grafiek van die afgeleide kun je de extremen van berekenen. Doe dat met behulp van je grafische rekenmachine in twee decimalen nauwkeurig.
Gegeven is de functie .
Stel een voorschrift op voor de hellingsfunctie door eerst een tabel van te maken.