In de applet kun je bij de functie met voorschrift `y = x^2` op het interval `[text(-)3 , 3 ]` met een stapgrootte van `0,5` een toenamediagram tekenen. Maak dit toenamediagram.
Vergroot steeds de `x` -waarde van het punt met stapgrootte `0,5` . Je ziet het toenamediagram ontstaan.
Je kunt ook met de grafische rekenmachine een toenametabel maken. Hier zie je hoe dat gaat bij een stapgrootte van `1` .
Teken zelf het toenamediagram bij de functie uit
Neem een stapgrootte van
`Delta x = 0,5`
en gebruik je grafische rekenmachine.
Maak op de grafische rekenmachine de grafiek van de functie van `f` met voorschrift `f(x) = text(-)x^3 + 6x` op het interval `[text(-)3, 3]` .
Maak een toenametabel met stapgrootte `1` die begint bij `x = text(-)3` .
Wat weet je op grond van alleen de toenametabel van het maximum van deze functie?
Het maximum ligt tussen `x = 0` en `x = 1` , want bij die waarden horen dezelfde toenamen.
Het maximum ligt tussen `x = 0` en `x = 1` , want bij die waarden horen de grootste toenamen.
Het maximum ligt bij `x = 1,5` , want precies daar gaan de toenamen over in afnamen.
Het maximum ligt tussen `x = 1` en `x = 2` , daar gaan de toenamen over van positief in negatief.
Teken het bijpassende toenamediagram.