Matrices en grafen > Het begrip matrix
123456Het begrip matrix

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1

Ja, natuurlijk. De stijging wordt soms sterker, maar neemt soms ook af. Dit geldt ook voor de daling.

Opgave 1
a

Zie figuur.

V = ( 4 2 6 5 4 0 5 7 2 3 4 1 )

b

7

c

Zie de figuur hiernaast.

Opgave 2
a

8

b

4

c

2

d

0

e

M T = ( 1 3 7 6 6 0 2 4 )

Opgave 3
a

( 8 3 15 10 12 13 7 8 4 2 ) ( 3 1 4 8 2 9 5 0 0 2 ) = ( 5 2 11 2 10 4 2 8 4 0 )

b

Bekijk het genoemde practicum!

c

Doen.

Opgave 4
a

7

b

A + C = ( 12 5 21 6 7 20 ) , A + B kan niet, 5 A C = ( 0 -23 -15 30 -7 10 ) .

c

A + B T = ( 5 2 21 18 15 15 )

d

Doen.

Opgave 5
a

Denk om het afronden op gehele pixels.

( 51 71 26 77 66 0 20 41 5 51 36 20 66 0 71 41 0 77 36 77 26 51 41 71 71 5 66 20 36 77 26 51 36 66 5 41 )

b

Omdat je altijd waarden krijgt vanaf 0 t/m 255.

Opgave 6
a

V = ( 400 200 600 500 400 0 500 700 200 )

b

B = ( 200 100 0 100 200 400 100 0 300 )

c

V + B = ( 600 300 600 600 600 400 600 700 500 ) is de nieuwe voorraad als de bestelling binnen is.

d

K = ( 264 300 410 306 233 391 412 530 199 )

e

V + B K = ( 336 0 190 294 367 9 188 170 301 ) is de nieuwe voorraad na de verkoop op maandag.

f

Bijvoorbeeld: P = ( 4,70 4,90 5,25 5,15 5,30 5,90 ) .

g

Dat is nog een heel werk. Om bijvoorbeeld de winst voor filiaal 1 te berekenen moet je eerst de inkoopprijs per soort koffie van de verkoopprijs aftrekken en dit dan vermenigvuldigen met het aantal pakken dat je van die soort hebt verkocht.

h

Om bijvoorbeeld de winst op de soort Roodmerk te berekenen moet je eerst de inkoopprijs van Roodmerk van de verkoopprijs aftrekken en dit dan vermenigvuldigen met het aantal pakken dat je van die soort per filiaal hebt verkocht en dit bij elkaar optellen.

Opgave 7
a

b 2 , 3 = 5

b

A + B = ( 6 7 -1 14 7 10 6 15 15 ) en B 2 A = ( -3 -2 -4 8 -26 -5 9 0 -6 ) . A + 3 C kan niet.

c

Omdat A een vierkante matrix is, hij heeft evenveel rijen als kolommen.

d

2 A + B T = ( 9 18 9 8 18 20 -4 15 22 )

Opgave 8
a

A = ( 0 17 26 17 0 13 26 13 0 )

b

1,5 A = ( 0 25,5 39 25,5 0 19,5 39 19,5 0 )

c

De snelheid van 40  km/uur is een gemiddelde met waarschijnlijk een grote bijbehorende spreiding.

Opgave 9
a

a 1 , 2 = -2

b

A + B = ( 15 6 -4 18 5 15 ) , B + C kan niet en 3 A -2 B = ( -5 -22 13 -6 40 -5 ) .

c

Omdat A en C T allebei 2 × 3 -matrices zijn en A en C niet dezelfde afmetingen hebben.

d

A + C T = ( 0 -14 16 16 16 -3 )

Opgave 10
a

N = ( 4 5 8 2 5 3 7 1 )

b

Z = ( 8 6 9 5 10 5 11 4 )

c

N + Z = ( 12 11 17 7 15 8 18 5 ) zijn de totale verkoopcijfers van beide filialen per type Smart per maand.

d

Als je in de matrix van c de aantallen in de kolommen optelt, krijg je de totale verkoopcijfers per type Smart voor beide maanden samen. Tel je dan ook nog die vier getallen op, krijg je de totale verkoop aan Smarts in beide filialen over de maanden mei en juni.

verder | terug