Probeer eerst zelf een antwoord te verzinnen. Werken met matrices is handig.
Bekijk (als je er niet uitkomt) de aanpak in de
Omdat bij een overgang van naar vaak een ander percentage hoort dan die van naar .
Zowel bij als bij zitten luswegen. Die geven aan welk percentage van naar dan wel van naar gaat, dus niet van het éne knooppunt naar het andere overgaat.
De percentages die vanuit een knooppunt overgaan moeten samen , want het totaal in dat knooppunt, zijn. Die percentages zitten in een kolom.
De percentages die in een knooppunt samenkomen zijn percentages van andere knooppunten. Die percentages zitten in een rij.
Die bevolkingsmatrix moet een kolommatrix zijn. Je zou ook een andere keuze voor het "van" en het "naar" kunnen maken.
In 2005 wonen er in deze regio mensen op het platteland.
Doen.
Je kunt nu zeggen dat er evenwicht is als de getallen afgerond op een geheel getal niet meer veranderen. Maar dat komt omdat het hier over aantallen gaat, dus over gehele getallen. De decimalen veranderen nog wel degelijk.
Juist omdat de decimalen blijven veranderen heb je pas zekerheid door een algebraïsche redenering.
Doen.
25 klanten.
Hetzelfde merk gekocht: klanten. Gewisseld: klanten. Dus %.
Denk om de luswegen in de graaf.
(Let op de keuze voor
"van..., naar..."
!)
De overgangsperiode is maand.
De beginsituatie is .
Na één maand: .
Gewoon doorrekenen levert .
In de evenwichtssituatie zie je dat geen van de drie merken zal verdwijnen.
In de bedragen , , 0. Want % van is en dat bedrag gaat er steeds van af als je geen schade claimt.
Zonder claim betaal je de volgende drie jaren euro aan premie.
Met claim betaal je de volgende drie jaren euro aan premie.
Na die drie jaren is de premie hetzelfde (als je niet claimt). Je kunt dus beter claimen,
hoewel het voordeel maar euro is.
Wat er ook gebeurd is in de eerste twee jaar, in het derde jaar moet hij een schade claimen. De kans dat dit gebeurt is %.
geeft de overgangskansen in een periode van twee jaar en die in een periode van jaar.
In zijn de overgangskansen van elke kolom hetzelfde. Dan is er dus een vaste overgangskans vanuit elke jaarpremie.
Bijvoorbeeld: .
.
Dit zijn de kansen waar het dier zich na uur bevindt.
Vanaf , gewoon doorrekenen.
Uit de evenwichtssituatie blijkt: % in ; % in en % in . Je kunt deze getallen vinden door met op te lossen.
De som van de kentallen in elke rij is 100.
(Let op het "van..., naar..." .)
De verdeling van de ouders is: klasse A is dus %, klasse B is % en klasse C is %.
, dus één generatie verder: klasse A is %, klasse B is % en klasse C is %.
Reken door met de aantallen: en , etc. Maak bijpassende grafieken en je ziet de evenwichtssituatie ontstaan.
Klasse A: ; klasse B en klasse C: . Je kunt deze getallen vinden door met op te lossen.
Reken door met de aantallen: en , etc.
Na stappen is er evenwicht bereikt.
.
Dit geeft de overgang in periodes van twee dagen.
Er ontstaat een stabiele situatie waarin bij toenemende de kentallen van niet meer veranderen.
Nee. Begin je met een andere beginsituatie dan krijg je dezelfde evenwichtssituatie.
Doen, er zijn nu luswegen.
Dat het op maandag zonnig is, kun je aangeven met de matrix: .
Naar woensdag zijn twee overgangen. Dus en .
De kans dat het woensdag weer zonnig is, is %.
. Dit zijn de overgangen per twee dagen.
De kans op "zonnig" als de dag ervoor ook "zonnig" is, is . Dus P(zonnig,zonnig) . Dus %.
1 of 2 dagen
"zonnig"
, dan zijn er vier mogelijkheden, namelijk:
P(zonnig – mist - zonnig) .
P(zonnig – regen – zonnig)
P(zonnig – zonnig – niet zonnig) .
P(zonnig – zonnig - zonnig) .
De totale kans is . Dus ongeveer %.
, dus leerlingen.
. Dit zijn de overgangskansen per twee maanden.
. Omdat is het %.
Je moet met de rekenmachine ver genoeg doorrekenen of met oplossen. Je vindt dat de evenwichtssituatie wordt: geen smartphone en wel een smartphone.
P(bruikbaar - bruikbaar - niet bruikbaar) + P(bruikbaar - niet bruikbaar - bruikbaar) .
geeft de overgangskansen na keer het fabricageproces te hebben uitgevoerd.
Op den duur is % van de partijen bruikbaar.