Probeer eerst zelf een antwoord te verzinnen. Maak een graaf en een overgangsmatrix
bij de gegevens hierboven en ga rekenen net zoals bij het voorgaande onderdeel.
Bekijk (als je er niet uitkomt) de aanpak in de
Nee, want de kentallen van een overgangsmatrix zijn overgangskansen en kunnen dus alleen waarden van t/m aannemen. In een lesliematrix komen ook geboortecijfers voor en dat kunnen getallen groter dan zijn.
De getallen op de eerste rij stellen dan de overgangen van even oude of oudere generaties naar jongere voor, dat kan alleen door geboortes.
en dan doorrekenen...
2 jaar.
Maximaal 8 jaar.
De getallen op de eerste rij van de populatievoorspellingsmatrix.
P(om 6 jaar te worden) .
7 jaar hoort tot de klasse 6 - 8. Dus steeds periodes van twee jaar.
is de voorspellingsmatrix met een periode van jaar en is de voorspellingsmatrix met een periode van jaar.
Over twee jaar: en .
Als je verder doorrekent zie je de populatie groeien.
Je neemt aan dat zowel de geboortecijfers als de overlevingskansen constant zijn.
Doen.
De populatie gaat snel groeien.
Een jonge plant moet dan in de oudste groep terecht komen. De kans daarop is: . Dus %.
Er ontstaan periodieke grafieken met een periode van jaar.
De Leslie-matrix is .
Doorrekenen geeft , etc. De kudde sterft uit.
Na overgangen is de kudde uitgestorven. Dus na jaar.
Na jaar is de samenstelling van de kudde en de Leslie-matrix wordt .
Nu doorrekenen: , etc. Nu gaat de populatie veel langzamer achteruit.
Doordat er minder roofdieren zijn krijgen de dieren uit de kudde meer rust, waardoor de geboortecijfers waarschijnlijk omhoog gaan.
De veranderingen hebben plaatsgevonden na jaar. De populatievoorspellingsmatrix wordt: .
Nu doorrekenen: , etc.
Bepaal de totalen: , , , , , , , , en . Door de quotiënten te bepalen, zie je dat de groeifactor ongeveer is.
Die kansen zijn gemiddeld ongeveer , , en .
% van de laagste groep overleeft deze groep niet.
Neem de cijfers van 1980 en pas daar L op toe om de cijfers voor 2000 te krijgen.
en
De totalen zijn achtereenvolgens , , , , , en . Dus de groeifactoren zijn , , , , en . De gemiddelde groeifactor is .
met in perioden van jaar en voor 1980. Los dan op: . Je vindt . Dus na ongeveer jaar. In 2160.
Totaal in 1990: en totaal in 1991: . De afwijking is en dat is minder dan %.
Neem jonge vogels. van dit aantal wordt eenjarig en zorgen voor jonge vogels. Het vervangingscijfer is dan .
Ga uit van jonge vogels.
0-jarige: vogels. Geen jonge vogels.
1-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
2-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
3-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
4-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
5-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
6-jarige: vogels. Aantal jonge vogels: .
Totaal aantal jonge vogels . vogels brengen dit aantal voort. Het vervangingscijfer is .
geeft en dus .
. De vruchtbaarheid in het derde jaar was . Deze factor wordt nu , blijft dus ongeveer .
Van de nuljarigen haalt zijn derde levensjaar en die zorgen voor nakomelingen.
geeft de populatievoorspelling over een periode van jaar. geeft de populatievoorspelling over een periode van jaar.
Doorrekenen geeft een populatiegrootte is van: , , , , , , , , , , ,...
Maak een grafiek.
Lijkt exponentieel met groeifactor ongeveer .
P(2 jaar) =
P(6 jaar) =
P(10 jaar) =
De verwachting is jaar.
Zorg dat er evenwicht ontstaat, dus los op .
Dit geeft en dus .