Verhoudingen > Vergroten, verkleinen
123456Vergroten, verkleinen

Voorbeeld 2

Gegeven zijn twee gelijkvormige maatbekers I en II in de vorm van een cilinder. Maatbeker I heeft een inhoud van `300` mm3 en maatbeker II heeft een inhoud van `500` mm3. Bereken hoe zich de hoogtes en de diameters van beide maatbekers verhouden.

> antwoord

Maatbeker II heeft een inhoud die `500/300 = 5/3` keer zo groot is als die van maatbeker I. De inhoudsvergrotingsfactor is  `5/3` .

Als `k` de lengtevergrotingsfactor is, dan moet gelden dat `k^3 = 5/3` . Dit betekent dat `k = root[3](5/3) ≈ 1,186` .

De diameter en de hoogte van maatbeker II zijn dus ongeveer `1,186` keer zo groot als die van maatbeker I.

Opgave 7

Gebruik de gegevens uit Voorbeeld 2. De straal van maatbeker I is `3` centimeter.

a

Bereken de hoogte van maatbeker I. Rond je antwoord af op drie decimalen.

b

Bereken de straal en de hoogte van maatbeker II. Rond je antwoorden af op drie decimalen.

c

Bereken nu met je antwoorden van b de inhoud van maatbeker II. Klopt dit met de inhoud die is gegeven in het voorbeeld?

Opgave 8

Bekijk de wijnflessen. De bouteille is een normale wijnfles van `0,75`  liter. Neem aan dat al deze flessen gelijkvormig zijn.

a

Bereken hoeveel keer zo hoog een Magnum in vergelijking met een Fillette is. Rond het antwoord af op één decimaal.

b

Voor een Magnum wordt even dik glas gebruikt als voor een Bouteille. Bereken hoeveel keer zo veel glas er voor nodig is. Rond het antwoord af op één decimaal.

c

Een Bouteille heeft een hoogte van `36` cm. Bereken hoe hoog een Melchior is. Geef je antwoord in mm nauwkeurig.

verder | terug