Kansen > Experimenteren
123456Experimenteren

Verwerken

Opgave 9

In welke van de onderstaande gevallen kun je de kans bepalen door een simulatie met de grafische rekenmachine? Verklaar ook steeds waarom.

a

De kans op "zes" bij het werpen met twee dobbelstenen.

b

De kans op "zes" bij het werpen met een dobbelsteen die aan één kant zwaarder is.

c

De kans op "zes" bij het werpen met een dobbelsteen waar op de zijvlakken 1, 1, 3, 4, 4 en 6 stippen voorkomen.

Opgave 10

Stel je werpt met twee dobbelstenen in de vorm van een regelmatig viervlak met daarop de getallen 1 tot en met 4. Je let op de som van de getallen die onder komen te liggen.
Simuleer met behulp van je grafische rekenmachine 20 worpen met twee van die dobbelstenen. Hoe groot is de experimentele kans op 3 ogen?

Opgave 11

Twee spelers A en B spelen een spel: Beiden hebben 2 lucifers waarvan ze er (zonder dat aan elkaar te laten zien) 0, 1 of 2 in de hand nemen, die ze vervolgens dichtgeknepen voor zich op tafel leggen. Tegelijk laten ze elkaar zien hoeveel lucifers ze in de hand hebben. A wint als beide aantallen lucifers precies één verschillen, anders wint B. Ga ervan uit dat het aantal lucifers dat de spelers in de hand nemen uitsluitend van het toeval afhangt.

a

Hoe zou je dit spel kunnen simuleren met toevalsgetallen?

b

Geef in een boomdiagram alle mogelijkheden van het spel weer.

c

Denk je dat dit spel eerlijk is? Met andere woorden hebben A en B een gelijke kans om te winnen?

Opgave 12

Een fabrikant heeft steekproefsgewijs de levensduur van zijn gloeilampen onderzocht. Je ziet hier de gegevens weergegeven in een tabel. Ga ervan uit, dat de gegevens uit de steekproef maatgevend zijn voor alle lampen van deze fabrikant.

a

Hoeveel lampen zaten er in de steekproef?

b

Maak een bijbehorend kanshistogram

c

Hoe groot is de kans dat een lamp niet meer dan 1250  uur brandt?

d

Hoe groot is de kans dat een lamp hoogstens 1650 uur mee gaat?

e

Schat de kans dat de levensduur van een lamp meer dan 100% van het gemiddelde afwijkt.

Opgave 13

In deze tabel worden de resultaten van het schoolexamens (S.E.) en het centraal examen (C.E.) van een bepaalde school vergeleken. De getallen zijn percentages die zijn ontstaan uit gemiddelden over vele jaren.

a

Hoe groot is de kans dat iemand die op het S.E. een 5 scoort, op het C.E. een voldoende haalt?

b

Hoe groot is de kans dat iemand op het C.E. beter scoort dan op het S.E.?

verder | terug