Statistiek > Diagrammen
123456Diagrammen

Uitleg

Een diagram is een grafische voorstelling van gegevens.
(In Engelstalige landen spreek je van een "chart" , of een "graph" . Het Engelse "diagram" is meer wat wij een graaf noemen. Handig om te weten bij zoeken op internet!)

Diagrammen kunnen er op heel veel manieren uitzien. De belangrijkste zijn:

  • beelddiagram of pictogram (Engels: pictogram)

  • staafdiagram (Engels: bar graph)

  • lijndiagram (Engels: line graph)

  • cirkeldiagram (Engels: pie graph)

Dit beelddiagram laat zien met welk vervoermiddel de leerlingen in een klas naar school komen.

Ditzelfde kan worden weergegeven in een staafdiagram, een lijndiagram en een cirkeldiagram.

Bij een cirkeldiagram moet je alle aantallen omrekenen naar een sectorhoek. Dat doe je door de relatieve frequentie te vermenigvuldigen met 360 °.

Een histogram is een bijzonder soort staafdiagram. In een histogram zet je kwantitatieve variabelen met een oplopende volgorde, b.v. de hoeveelheid boterhammen (1, 2, 3, etc.) die leerlingen mee naar school nemen, de lengtes van de meisjes uit 4-vwo, maar niet de manieren waarop je naar school gaat.
Bij een klassenindeling zet je de klassengrenzen links en rechts van de staaf. Gebruik je geen klassen dan staan de waarnemingsgetallen midden onder de staven. En je zet de staven tegen elkaar met een vaste klassenbreedte. De hoogte van de staven geeft de (relatieve) frequentie (van de waarneming) aan.

Een frequentiepolygoon ontstaat door in een histogram de middens van de bovenkanten van de staven te verbinden. Zoals het histogram een bijzonder soort staafdiagram is, is het frequentiepolygoon een bijzonder soort lijndiagram.
Je kunt ook een histogram van de somfrequenties maken in plaats van de frequenties. Verbind je de rechterbovenkanten van de staven dan ontstaat een cumulatief frequentiepolygoon (of somfrequentiepolygoon of kleiner-gelijk-kromme).

Opgave 2

Bestudeer de Uitleg .
Bekijk de vier verschillende soorten diagrammen over de manier waarop in een bepaalde klas de leerlingen naar school gaan.

a

Maak vanuit het beelddiagram een frequentietabel.

b

Maak bij de frequentietabel een kolom met relatieve frequenties.

c

Maak een staafdiagram en een lijndiagram met relatieve frequenties.

d

Laat zien hoe je de sectorhoeken van het cirkeldiagram berekent.

e

Welk voordeel hebben relatieve frequenties boven absolute frequenties?

f

Houd zelf zo’n onderzoekje over de manier van naar school gaan in je klas.

Opgave 3

Hier zie je een frequentiepolygoon met daarin de lengtes van 90 meisjes.

a

Welke klassenindeling is er gebruikt?

b

Hoe kun je deze frequentiepolygoon omzetten naar een histogram?

c

Hoe maak je een cumulatieve frequentiepolygoon?

De gegevens van de 90 meisjes zijn terug te vinden in het bestand Lengtes van 90 meisjes

d

Maak zelf een frequentiepolygoon.

e

Maak zelf een cumulatief histogram.

verder | terug