Statistiek > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Doen. Denk om het omrekenen van percentages naar graden.

b

De oppervlakte van de cirkel moet twee keer zo groot worden, dus de straal moet ( 2 ) keer zo groot worden. Dat is 3 2 4,2 cm.

c

Doen.

d

147 3000 4,9 %

Opgave 2
a

210000 300 = 700 euro

b

369000 800000 = 46 %

c

Zie figuur en tabel.

categorie bedrag % sectorhoek
grond 210000 26 95
bouwkosten 369000 46 165
BTW 119100 15 54
overige 101900 13 46
totaal 800000 100 360
d

Niet over alle posten moet BTW worden betaald.

Opgave 3
a

De Verenigde Staten.

b

Koeweit.

c

De V.S. heeft veel meer inwoners dan Koeweit.

d

Bepaal eerst het totaal van de reserves ( 531 mld barrels) en de hoeveelheid die bij de OPEC-landen zit.
298 531 56 % van de reserves zit bij de OPEC.

e

Bepaal eerst het totaal van de productie ( 54,2 mln barrels/dag) en de hoeveelheid die bij OPEC-landen zit.
28,5 54,2 52,5 % van de productie zit bij de OPEC.

f

Doen.

Opgave 4
a

Totaal 1044 bedrijven.

b

101 - 110

c

Denk om het werken met de rechter klassengrenzen!

d

Mediaan ongeveer 105,5; Q 1 75,5 en Q 3 125,5 .

e

Gemiddelde ongeveer 100,0 en standaarddeviatie ongeveer 35,5.

f

Redelijk.

g

Interval [ 64,5 ; 135,5 ] .
Daarbinnen zit 6 10 69 + 75 + 108 + 120 + 123 + 101 + 85 + 5 10 79 692,9 van de 1044 bedrijven.
Dat is ongeveer 66,4%.

h

Het gaat om de 26 gemengde bedrijven met de meeste kippen.
Die hebben zeker meer dan 160 kippen per bedrijf.

Opgave 5
a

Waar.

b

Niet waar.

c

Waar.

d

Niet waar.

e

Niet waar.

Opgave 6
a

Afrika: in totaal (als je de categorie "Noord-Afrika/Midden-Oosten" voor de helft meerekent) zo’n 25,5 miljoen besmettingen.

b

Spanje: 61028.

c

Nee, want het aantal inwoners van Luxemburg is ook heel klein.

d

De aantallen inwoners van deze landen.

e

18000

f

6000 + 8000 + 11000 + 12000 + 14000 + 16000 + 18000 = 85000

g

Zie figuur.

Opgave 7
a

1,11 150000 = 166500 , dus in 2008 was dat € 166500.
1,06 150000 = 159000 , dus in 2000 was dat € 159000.

b

De eerste conclusie is juist, want 2007 is het basisjaar. De tweede conclusie is onjuist,want 2008 is niet het basisjaar. Het tweede percentage moet zijn 4,5%.

c

Totaal € 475000, dat is € 158000 per jaar gemiddeld.

d

In 2007 werd 0,95 150000 = 142500 euro uitgegeven en in 2008 werd 0,88 166500 = 146520 euro uitgegeven. Dus in 2008 gaf dit bedrijf 4020 142500 2,8 % meer uit aan reclame in de dagbladen.

e

Aan dagbladen werd in 2008 146520 euro uitgegeven en aan gedrukte reclame werd in 2009 0,90 · 159000 = 143100 euro uitgegeven. Dus beide conclusies zijn onjuist.

Opgave 8Cooper-test
Cooper-test
a

Deze opgave zou je moeten doen met gegevens van de eigen school!

b

Eigen antwoord.

c

Eigen antwoord.

d

Eigen antwoord.

e

Eigen antwoord.

f

Eigen antwoord.

g

Eigen antwoord.

h

Eigen antwoord.

i

Eigen antwoord.

j

Eigen antwoord.

k

Eigen antwoord.

Opgave 9Leeftijdsdiagrammen NL
Leeftijdsdiagrammen NL
a

Staafdiagrammen/histogrammen.

b

1900: ongeveer 350000 + 350000 = 700000
1950: ongeveer 580000 + 580000 = 1160000

c

De staafjes bij 0 - 4 zijn in het diagram van 1950 veel langer dan in de andere drie.

d

Het aantal ouderen neemt behoorlijk toe in verhouding tot het aantal jongeren. De staafjes van de hogere leeftijdscategorieën worden langer dan die van de jongere.

e

De staafjes voor de vrouwen zijn bij hoge leeftijden langer dan die van de mannen.

f

1900: 0 - 4
2050: 50 - 54

g

De meest voorkomende leeftijd wordt steeds hoger, er komen dus naar verhouding weinig jongeren/kinderen bij.

h

Dat wordt schatten...
De mediaan ligt in 1900 ergens bij de 20 jaar en in 2050 ergens bij de 40 jaar. Het eerste kwartiel ligt in 1900 onder de 10 jaar en in 2050 bij de 20 jaar. Het derde kwartiel ligt in 1900 bij de 40 jaar en in 2050 bij de 60 jaar.

Opgave 10Oversteken
Oversteken
a

Voor de oversteektijden geldt:
maximum = 20 0,30 67 seconden
Q 3 = 20 0,75 27 seconden
mediaan = 20 0,90 22 seconden
Q 1 = 20 1,05 19 seconden
minimum = 20 1,60 = 12,5 seconden

b

Lees de zes oversteektijden bij een voertuigintensiteit van 800 per uur af. Teken een grafiek door de zes punten ( 5 ; 5,1 ) , ( 10 ; 7,2 ) , ( 15 ; 8,2 ) , ( 20 ; 9,2 ) , ( 25 ; 10,1 ) en ( 30 ; 10,9 ) .

c

De snelheden variëren van 2,0 tot 2,6 m/s.
De oversteektijden variëren van 10 tot 7,7 sec.
De bijbehorende wachttijden zijn ongeveer 27 en 13 sec.
De kortste somtijd is ongeveer 21 seconden en de langste is ongeveer 37 seconden.

Opgave 11Vaders en zonen
Vaders en zonen
a

Als de zonen allemaal studenten van een Londense universiteit zijn, zijn ze niet aselect uit de Engelse bevolking gekozen

b

Teken een grenslijn, bijvoorbeeld de lijn door (62, 60) en (74, 72) en als andere grenslijn de lijn door (60, 62) en (72, 74). Arceer het gebied tussen deze lijnen.

c

Er zijn veel zonen duidelijk langer dan hun vader en weinig duidelijk korter. Waar vaders en zonen ongeveer even lang zijn, zijn zonen net zo vaak groter als kleiner dan hun vader. Ja, zonen zijn gemiddeld langer.

d

mediaan = 68,6
Q 1 = 66,9
Q 3 = 70,5
Kleinste en grootste waarneming zijn 59,7 en 78,6 .

e

Het gemiddelde was 68,6 2,54 174 cm en de standaarddeviatie was ongeveer 2,7 2,54 7 cm.
Dus zat 100 jaar geleden 68% van de jonge mannen tussen 167 en 181 cm. Het aantal jonge mannen van 182 cm of meer was dus iets kleiner dan 100 - 68 2 = 16 % van alle jonge mannen uit die tijd.

(bron: examen wiskunde A havo 2003, eerste tijdvak, aangepast)

verder | terug