Je hebt in dit onderdeel met drie soorten toetsen kennis gemaakt. Beschrijf hoe deze toetsen in elkaar zitten en onder welke omstandigheden je ze toepast.
aantal meisjes |
aantal families |
0 | 18 |
1 | 56 |
2 | 110 |
3 | 88 |
4 | 40 |
5 | 8 |
Onderzoekers hebben van families met kinderen de aantallen meisjes geteld.
Kun je met een significantieniveau van % aannemen dat de kans op de geboorte van een jongen en een meisje even waarschijnlijk is? Voer daartoe een -toets uit.