Rijen > Verschilrijen en somrijen
123456Verschilrijen en somrijen

Verwerken

Opgave 7

Gegeven is de rij t ( n ) = 2 n + 1 met n 0 .

a

Schrijf de eerste zes termen van de verschilrij V ( n ) op.

b

Schrijf de eerste zes termen van de somrij S ( n ) op.

c

Bereken S ( 19 ) .

d

Bereken n = 10 19 t ( n ) .

Opgave 8

Bekijk de rij 2, 3, 6, 11, 18, 27, 38, 51, ...
Je hoeft niet op zoek te gaan naar een directe formule, hoewel die wel is te vinden. De n de term van deze rij is u ( n ) met n 0 .

a

Welke verschilrij hoort er bij deze rij?

b

Beschrijf de verschilrij met een directe formule.

c

Leid nu voor u ( n ) een recursieformule af.

d

S ( n ) is de bijbehorende somrij. Bereken S ( 20 ) .

e

Bereken ook n = 15 20 u ( n ) .

Opgave 9

Dit toenamediagram kun je opvatten als de weergave van zes termen van een verschilrij.

a

Schrijf de grootte (ongeveer) van deze termen op.

b

Stel dat de beroepsbevolking aan het begin van 1997 bestond uit 3 miljoen personen. Hoe groot ongeveer was dan de beroepsbevolking aan het eind van 1997? En aan het eind van 1999?

c

Is er een verband tussen toenamediagrammen en verschilrijen?

d

Welke uitspraken over de periode 1997 tot en met 2002 hieronder zijn juist?

  • De beroepsbevolking is elk jaar toegenomen.

  • Over de hele periode is de beroepsbevolking afgenomen.

  • In 2002 is de beroepsbevolking minder toegenomen dan in 2001.

  • Aan het eind van 2002 was de beroepsbevolking kleiner dan aan het eind van 2001.

Opgave 10

De rij t 0 , t 1 , t 2 , ... is gegeven door t n = 0,5 n 2 + 1,5 n + 1 .

a

Schrijf de eerste tien termen van deze rij op.

b

Schrijf de eerste negen termen op van de verschilrij.

c

Schrijf de eerste acht termen op van de verschilrij van die verschilrij.

Bekijk nu de rij u 0 , u 1 , u 2 , ... met u n = n 2 + 5 n .

d

Bepaal weer een stuk van de verschilrij en de verschilrij van de verschilrij. Is er een overeenkomst met het antwoord van c? Geef een verklaring.

verder | terug