Bekijk de applet.
Stel een vergelijking op van de lijn
die gaat door de punten
en
.
Bepaal ook de snijpunten met de assen.
De twee punten en liggen niet op een lijn evenwijdig aan de -as, dus je kunt een algemene vergelijking van de vorm gebruiken.
Vul je
in
in, dan vind je:
.
De richtingscoëfficiënt is dus
`-0,25`
en het snijpunt met de
-as
.
Het snijpunt met de
-as vind je door
te nemen. Ga na dat dit
oplevert.
Ga na dat je deze vergelijking kunt schrijven als .
Bekijk
Stel een vergelijking op van de lijn `l` die gaat door de punten `P(-2, 3)` en `Q(4, 6)` . Bepaal ook de richtingscoëfficiënt van `l` en de snijpunten met de assen.
Stel een vergelijking op van de lijn door en . Bereken de richtingscoëfficiënt van deze lijn en de snijpunten met de assen.
Stel een vergelijking op van de lijn door met richtingscoëfficiënt . Bereken de snijpunten van deze lijn met beide assen.