Analytische meetkunde > Hoeken
1234567Hoeken

Voorbeeld 2

Bekijk de applet.

Je ziet hier een driehoek A B C . Als A = ( 0 , 0 ) , B = ( 5 ; 2,5 ) en C = ( 3 , 4 ) dan is C een rechte hoek en staan de lijnen A C en B C loodrecht op elkaar. Toon dat aan.

> antwoord

Het hellingsgetal van een lijn door twee punten vind je snel door de coördinaten te vergelijken:

  • lijn A C gaat door C ( 3 , 4 ) en A ( 0 , 0 ) .
    x neemt toe met 3 0 = 3 eenheden.
    y neemt toe met 4 0 = 4 eenheden.
    Het hellingsgetal (de toename van y per eenheid x ) van A C is daarom 4 3 .

  • lijn B C gaat door B = ( 5 ; 2,5 ) en C = ( 3 , 4 ) .
    x neemt toe met 5 3 = 2 eenheden.
    y neemt toe met 2,5 4 = 1,5 eenheden.
    Het hellingsgetal (de toename van y per eenheid x ) van A C is daarom 1,5 2 = 3 4 .

De r.c. van A C is 4 3 en die van B C is 3 4 . Hun product is 1 en dus staan beide lijnen loodrecht op elkaar.

Opgave 8

Ga na hoe in Voorbeeld 2 wordt aangetoond dat een hoek recht is. Oefen als dat nodig is andere situaties door de hoekpunten te verplaatsen.

Opgave 9

Toon aan dat lijn l door O ( 0 , 0 ) en P ( 2 , 5 ) loodrecht staat op lijn m door P en Q ( 7 , 3 ) .

verder | terug