Analytische meetkunde > Hoeken
1234567Hoeken

Uitleg

Bekijk de applet.

Hier zie je in 2 twee lijnen l : y = p x + 1 en m : y = 0,5 x . Neem p = 0,25 . Om de hoek tussen beide lijnen te berekenen stel je bij beide eerst de zogenaamde hellingshoek vast.
De hellingshoek van een rechte lijn is de hoek die deze lijn maakt met de positieve x -as.
Daarbij kies je de hoek tussen 90 en 90 .
De hellingshoek bereken je vanuit het hellingsgetal, de richtingscoëfficiënt, van de lijn. Daarvoor schrijf je de vergelijkingen van beide lijnen in de vorm y = a x + b waarin a de richtingscoëfficiënt (r.c.) is. Je vindt:

  • l : y = 0,25 x + 1 heeft een r.c. van 0,25. De hellingshoek β volgt uit tan β = 0,25 en is dus β 14,0 .

  • m : y = 0,5 x heeft een r.c. van 0,5.
    De hellingshoek α volgt uit tan α = 0,5 en is dus α 26,6 .

De hoek tussen beide lijnen vind je door de twee hellingshoeken van elkaar af te trekken: 26,6 14,0 = 12,6 .

Lijn l is er één van de serie l p : y = p x + 1 .
Bij p = 2 maken de lijnen m en l p een hoek van 90 ...

Opgave 2

Bestudeer de Uitleg 1.

a

Bereken op dezelfde manier de hoek tussen l : y = 0,5 x en k : x 3 y = 6 .

b

Bereken op dezelfde manier de hoek tussen l : y = 0,5 x en k : x + 3 y = 6 .

Opgave 3

Moet je bij het berekenen van de hoek tussen twee lijnen altijd de twee hellingshoeken van elkaar aftrekken?

verder | terug