Vectormeetkunde > Inproduct
1234567Inproduct

Uitleg

Bekijk de applet

In een cartesisch `xy` -assenstelsel bestaan twee eenheidsvectoren `vec(e_x)=((1),(0))` en `vec(e_y)=((0),(1))` .

Deze twee vectoren maken een hoek van `90^(text(o))` en hebben daarom een inproduct van `0` :

`vec(e_x)*vec(e_y)= | vec(e_x) | * | vec(e_y) | * cos(90^(text(o))) = 1*1*0 = 0` .

Nu is elke vector te schrijven als een combinatie van eenheidsvectoren. Neem bijvoorbeeld:

`vec(a)=((text(-)2),(3))=text(-)2*((1),(0)) + 3*((0),(1)) = text(-)2*vec(e_x) + 3 vec(e_y)` .

en `vec(b) = ((2),(1) ) = 2*((1),(0)) + 1*((0),(1)) = 2*vec(e_x) + 1*vec(e_y)` .

Voor het inproduct van beide krijg je dan: `vec(a)*vec(b) = (text(-)2 vec(e_x) + 3 vec(e_y) )*(2 vec(e_x) + 1 vec(e_y) )` .

Als je nu aanneemt dat ook voor het inproduct van twee vectoren de regels voor het uitwerken van haakjes gelden en gebruik je `vec(e_x)*vec(e_y) = 0` en `vec(e_x)*vec(e_x) = 1` en `vec(e_y)*vec(e_y) = 1` , dan vind je: `vec(a)*vec(b)=text(-)2*2 + 3*1 = text(–)1` .

Kennelijk hoef je alleen de overeenkomstige kentallen te vermenigvuldigen en de twee uitkomsten op te tellen om het inproduct van beide vectoren te krijgen.

Opgave 3

Bekijk de Uitleg 1. Hier wordt uitgelegd hoe je het inproduct van twee vectoren gegeven door kentallen in een cartesisch assenstelsel kunt bepalen.

a

Waarom is ( e x ) ( e y ) = 0 ?

b

Waarom is ( e x ) ( e x ) = 1 en ( e y ) ( e y ) = 1 ?

c

Laat zien dat het inproduct van `((text(-)2),(3))` en `((2),(1))` inderdaad -2 2 + 3 1 = -1 is door haakjes uitwerken.

d

Bereken op dezelfde manier met behulp van eenheidsvectoren het inproduct van `((1),(4))` en `((2),(3))` .

Opgave 4

In het algemeen geldt voor het inproduct van de vectoren a en b : a b = | a | | b | cos ( φ ) waarin φ de hoek tussen a en b is. Neem nu `vec(a)=((-2),(3))` en `vecb=((2),(1))` .

Gebruik het inproduct van beide vectoren om de hoek φ ertussen te berekenen.

Opgave 5

Neem `vec(a)=((1),(text(-)5))` en `vec(b)=((text(-)3),(text(-)2))` en bereken het inproduct van beide vectoren. Gebruik dit inproduct om de hoek φ tussen a en b te berekenen.

Opgave 6

Neem a = ( ( a x ) , ( a y ) ) en b = ( ( b x ) , ( b y ) ) en laat zien dat a b = a x b x + a y b y .

verder | terug