Vectormeetkunde > Lijnen en hoeken
1234567Lijnen en hoeken

Voorbeeld 3

Bekijk de applet

Bereken de snijpunten van de lijn door `P(text(-)2, 3)` en `Q(4, 0)` en de cirkel met middelpunt `M(5, 2)` en straal `10` .

> antwoord

Een mogelijke vectorvoorstelling van lijn `PQ` is:

`((x),(y))=((text(-)2),(3))+t((2),(text(-)1))` .

Zie Voorbeeld 1.

De cirkel heeft vergelijking `(x – 5)^2 + (y – 2)^2 = 10` .

Voor een punt `(x, y)` op lijn `PQ` geldt: `(x, y)=(text(-)2 + 2t, 3 – t)` .

Vul je dit voor `x` en `y` in de cirkelvergelijking in, dan krijg je `(2t – 7)^2 + (1 – t)^2 = 10` en dus `t^2 – 6t +8 = 0` . Dit geeft `t = 2 vv t = 4` .

De twee punten zijn `(2, 1)` en `(6, text(-)1)` . In de figuur kun je dat zien als je de lijn `PQ` even maakt.

Opgave 8

In Voorbeeld 3 worden de snijpunten van een lijn en een cirkel berekend. In de uitwerking wordt een vectorvoorstelling van de lijn gebruikt.

a

Voer zelf de berekening uit.

Je hebt nu een vectorvoorstelling van lijn P Q . Een willekeurig punt op deze lijn is daarom ( x , y ) = ( -2 + 2 t , 3 - t ) .

b

Bekijk nu de lijn O M en maak er een vectorvoorstelling van. Denk er om dat je niet weer de letter t als variabele neemt! Bepaal een willekeurig punt op O M .

c

Bereken het snijpunt van P Q en O M .

verder | terug